Het Liegend Konijn. Jaargang 5(2007)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] Crash stills 1 De auto rijdt zich in mist vast. Dit moet het meer zijn. Men stopt vuisten in zakken, tot de pols in het brood. Men kneedt het zachte vlees. Dit is het zuigen van de vissen. Tussen de knieën door ziet men mist uit de koplampen drijven. Op zoek naar een sigaret raakt men iets warms en nats aan dat zich als een hondensnuit tussen je vingers wurmt. Op de achterbank ontworstelen twee lichamen zich gejaagd aan hun kleren. Men bestaat volledig uit monden. Proestend opduikend uit het meer. Je zag jezelf met een vis in je handen. Kloppend als een staart tegen de houten pier. Dit is het wachten op goede, eerlijke stilte. Gelukkig bleek het achteraf niet de mistbank te zijn die tussen je knieën uiteen waaide. De auto doorkliefde almaar sneller de mistbank terwijl lichamen zich aan wat, aan wie dan ook vastklampten. [pagina 199] [p. 199] 2 Gekromd sta je tegen de branding in. Van het balkon af kan ik zien hoe geschreeuw zich terug in je gezicht slingert, gutsend in je nek als wild haar. Als je je hoofd achterover gooit alsof je een fles aan je mond zet, krijgt je adamsappel iets van een ruggengraat. Ik streel enkele meters van je af. Het is een milde avond. Vannacht borduurt een roos zich op je hemd. Het duurt uren om haar van je borst los te maken. Je kijkt alsof je me kan zien, nu je ligt te slapen, wimpers als garen, neus tussen wijsvinger en duim - een bloedneus stelpend die er niet is - ik trek je hoofd achterover. Je omgekeerde mond in de spiegel imiteert iets grappigs. We kussen terwijl het over ons heen uit ons weg blijft sijpelen, zo graag zoekt het zich een weg. [pagina 200] [p. 200] 3 Met natte vingertop schrijft de vrouw haar naam op de lippen van een man - hartkleurig. Naast het huis staat een auto met draaiende motor. Op de achterbank liggen in een doos wanordelijke onderdelen van een samoerai-harnas. De vrouw ontkleedt zich en nummert traag ledematen. Insecten schieten als gensters langs platanen. De vrouw gaat de badkamer in, sluit de ogen, glijdt ruggelings van de deur af. Wat beweegt in de achteruitkijkspiegel, denkt de man. Zijn lippen glanzen. Almaar sneller ademt de vrouw, achterhoofd tegen de deur. In haar pupillen rijdt de man door een bos. Koplampen zetten de platanen in ijs. Bot voor bot heeft het harnas zich gereconstrueerd. De handschoen op de schouder van de man. Het gekerm van de vrouw, de gespreide benen van de vrouw, haar wijd uitstaande tenen. De vuurbol klimt razendsnel de boomstam op. In een flits was alles voorbij. [pagina 201] [p. 201] 4 Een ochtend als deze, irrationeel, over vlees gespannen cellofaan. Hitte scheert feilloos kaal. Met open benen aan de rand van het meer laat men zich achterover leunend op de ellebogen tot de navel in het water zakken. Met gesloten ogen, de tenen gestrekt naar de bodem. Vissen springen tegen de stroom op, de berg op. Een vrouw zal een jurk uittrekken en die te water laten - stroomafwaarts zal ze de bedding volgen, heupwiegend, doorschijnend 's nachts in het meer oplichten. Men zal met maanlicht geolied, met de ogen boven het wateroppervlak op de jurk af drijven. De vrouw zal de berg op haar beurt afdalen: aan de rand van het meer, het hoofd in de nek, zich achterover leunend op de ellebogen tot de navel in het water laten zakken. De jurk zal op de bodem wiegen. Vissen springen als zilveren harten in staat van paniek op en neer, open en dicht. De vrouw zal een hoofd met de hiel naar zich toe trekken, met zachte dwang een mond op de juiste plaats houden. Vorige Volgende