Het Liegend Konijn. Jaargang 5(2007)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] Huis aan de Bras In memoriam Alphonsi et Josephi Derluyn Nooit weg uit het gebied waarin op zondagen in juli wij liepen, achter mijn vader aan en speelden doorheen het land van oorsprong. Rond ons de grachten, ondiep van bloemen en onder water gleed met ons mee het lijzige gras. De hoeven gedoken achter hun schermen van koren. En duizend vogels. Naar het huis aan de Bras. Huis aan de Bras, aan de spoorberm, de spoorbel, de barrière van varens waartegen een trein zich gemoedelijk lei. Wat is geworden in zijn graf het zachte hoofd van mijn vader? Op deze natte winterdag met wilgen, verzonken in de witte rand van hun poel en ieder bos uitgekamd tot op zijn schedelbeen, verweer ik mij en rijd naar het huis aan de Bras. Gewikkeld in resten: van trage verhalen over doelloze mensen. [pagina 83] [p. 83] Maar zie: het huis aan de Bras is niet meer. Verdwenen 't perron, perelaar, pomp en pissijn. En ijdel schelt de bel de passage van een trein. Niet eens inge- perkt tussen varens en grachten, een kerkhof van gras. Ligt dáár - in het graf van dit huis? Rechtop staan onder 't gras: de zeer oude glimlach van vaders oude verwanten, wandeling door de moestuin in vruchten, koude kachel op een warme zomerdag, de huiver van een kind voor de adem van onbekenden: grootoom, groottante, alles overspoeld door grote begeerten naar groot. Langzaam leggen rond mij de dingen zich neer, geboren altijd op de rand van twee werelden - één die wandelt, wég en één die hijgend moet wachten -. Eén winter rest mij om nog maar het huis aan de Bras te trachten. Later is álles ondergronds. Vorige Volgende