Het Liegend Konijn. Jaargang 5(2007)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Stormhut Rond de tafel samen en te midden van wat ons de nacht verhult; en pratend over 't wankelen van pylonen, over - op een wind in evenwicht - wat tijdelijk beschut: balken, vleugels licht, panelen van beton en hoe een oud verlangen stort ineen. En buiten, aan het waterfront, houdt aarzelend in zijn greep de wissels één die 't ontij voor een poos in goede banen legt. Geen woord gezegd; een regen slaat zijn beeld de ruiten uit en heel benomen rest hem zelfs geen hand, wat warmte voor zijn binnenkant. O, op een eiland in de stroom en haast de zee nabij: hoe trachten wij met woorden klein te krijgen. Op staand, aan de deur in koude wind verstijvend al, schreeuwt iemand naar zijn maat. Een ander zegt: ‘Zie hoe hij haast vergaat al, hoe de lijn die tussen water ligt en oever al niet meer dan water is; en water overal.’ En sleurend aan de sleutels, voor één man te zwaar, vraagt hij die buiten staat - en met een vage zwaai - om raad. [pagina 81] [p. 81] Maar rond de tafel, midden van wat ons de nacht onthult en wetend hoe dit huis van glas en ijzer, hoe de tafels, hoe de mist, hoe 't lachen, elk gefluister niets dan duister is: elk kent zijn tijd van schaften, strijd en geen die onvoorzien de drift van ijs en regen tarten wil. Dus: pratend over 't wankelen van pylonen, hoe men uitgeput nog tegenhoudt; wij, zittend in de stormhut waarrond sneeuwdrift snijdt, zien hoe daarbuiten weer een maat verdwijnt. Een ander trekt het waaigat uit. En regen, die vanbinnen ruist, komt aan ons ogen. Vorige Volgende