Het Liegend Konijn. Jaargang 5(2007)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 271] [p. 271] 6 Schapeneiland Zomaar is alles en zonderling. Een dag als altijd. Een dag als nog nooit. Een tafel aan een raam. Een raam uitziend op grazende paarden. De woordenwind waait. De woordenwind waait. Een midwintereiland. De zon in het helmgras. De lucht en de wolken zij hebben geen jaartal. Jij en je schaduw zij hebben geen naam. Jij en je schaduw zij hebben geen naam. Een midwinterochtend. De wind in je haar. De zon op de golven. Sluit je ogen en zie. Sluit je ogen en zie de klapwiekende meeuwen. De oudblauwe hemel. De zingende, de pré-ulyssisch zingende, de met niets en niemand begaan zijnde zingende zee. Kriskras het wrakhout en scheepstouw, tonnen en lorren, kokkels en keien; [pagina 272] [p. 272] verdoledingd alles, van verre gekomen naar verder op weg. Er is alleen maar poëzie. * Hetzelfde jaar twee seizoenen later, schapeneiland troost. Vleermeisje vloog. Regen, sneeuw, wind of hagel, langs de deinende wijdte, iedere dag, wandelschoen of rubberlaars. Minne is menens geworden. In de blink van de zon golfslag na golfslag de strandlopertjes sprintend. Stilte heeft stekels gekregen. Op een avond na het eten, alleen. The Lonely Suppers of W.V. Balloon Hoe nu, hindehenen en verdwenen u? [pagina 273] [p. 273] In het schemeruur toen de grote verfdoos openviel achter de wolkenbanken; violette Himalayaluchten boven Noordhollandse nollen die op Toscaanse heuvels leken. Van puberpuistenkoppenlanggeleden tot heden; duizend-en-eenvuldige, jij die de enige bent - Met de vlieg vleugelschikkend op het raam, met buiten in het groeiend halvemaansspooklicht, mauve waterverfplassen waarover runeritsend de windvlagen trokken. Om jou en de jouwen zo vaak als zat zak in as. Zo wijd als het windjammert uit het goudganse al. Zo woordeloos als het dreint in de engte. En hoe vanover die regenroseplassen Himalayahollands zij kwam, Myosotis Palustris. Om te zitten bij het vuur van de open haard, Bach, wijn en geen kleren meer. [pagina 274] [p. 274] Langgeledens puberpuistenkoppen stoutste droom. En daar waren landschappen nooit betreden, saffraansahara's, landtongen wegzakkend in zilverzeeën, trilhete bronmonden prevelend, uit goudmodder oprijzende veenlijken terugvallend weer met een plof, sulferen prut, wolframmen stroompjes, hellehondoogjes. - Armenwarmte tweezaamheid, nachtgoud mensenoud. * Ontwakend in de nacht geen stem geen stap geen hondeblaf. Onder het takkengewei van de dorre eik een karrenspoor met regenplassen melkwegwijd. Orion godzwijgende en Grote Beer liggend aan de voet van het herderstasje neer. Bij open ramen waaigordijn een slaapster weet ik opgemaakt door maneschijn. Ritselblad noch vleugelslag, stem noch stap noch hondenblaf. Trilobieten en agnaten, zo stil als in jullie tijd, Orion goudzwijgende, de sterrenstrateneeuwigheid. Vorige Volgende