Het Liegend Konijn. Jaargang 5(2007)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] Eva Gerlach Driemaal veranderd 1 In 1 keer verloor ik de top van mijn linkerpink en die van mijn rechter grote teen. Het hek bleef dicht, stampte wat. Uit die uiteinden komt veel meer bloed dan je weet dat je hebt, ik zocht verband, zei ‘ik lig uit elkaar,’ kneep randen toe van ongezegeld vlees en jij, een en al buitenkant, kwam uit je stoel ‘kijk eindelijk,’ zei je, ‘uit je ogen’; toch pakte je pleisters, alcohol en gaas verbond alles met alles, ruimde op, elk ding zijn vaste plaats, ik dacht het is dat wat uiteinden geneest, buitenkant van breken neemt me mee voorbij wat breekt. [pagina 160] [p. 160] 2 Dit is gewoon als hoedjes van papier, sleutelbeen van een muis, een wisseltand: soms het gevoel geen adem of dat het oog zich sluit voorgoed, de hand ligt onbestuurbaar bij de dingen thuis, onwennig nergens anders meer dan hier. Iemand ontsnapt aan vorm, kachelt uit ons de Melkweg op, komt terug en dekt de tafel. Maar hoe je afslaat daar, in het gedachte vouw je je open als een kaart en waait, het kleine witte woord ver aan de loopriem, tersluiks de richting in vanwaar je kwam. [pagina 161] [p. 161] 3 Toen uit zijn hol de marter kwam en keek en sloop en in zijn oog de berg verdween en ongevormd te voorschijn kwam, en ik daar zat gevouwen en benauwd wist ik hoe klein je je ook maakt er is geen put geen deksel geen ontkomen aan wat je doordringt van ver, inslikt en uitspuugt, de witte berg die vogels kauwt en blauw en vroeg om nu en kreeg het niet maar vond de keutels van de marter toen ik later, de berg weer af en in zijn vorm verdwaald, met huid en haar achter mijn schutting stond. Vorige Volgende