Het Liegend Konijn. Jaargang 5(2007)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Ritten 1 Met Frederik op de krakende kar, verkleind Onder de veer van de Vlaamse Gaai en de wolk De billen van het paard groot als Arabië Zijn gat de grot van Ali Baba, sterk riekend Goud tuimelende muntstukken onder de zweep; Rijdend de geopende weg af onder reukwerk Van spar en den met groene koksmuts bakkend Hun sierlijke kegels en langs de vele akkers Losjes in de loop soms met lichte steigering Grift het paardje de rit die nog niet eindigt Rollend onder de wandspiegels der dennen. Soms Hangt er, hoor ik schrikkend, als een handschoen Een laars aan de takken, van 1 die de hand sloeg Aan de takken van de vliegden... Vreselijk Moet rijden zijn onder gele en zwarte zon beide Boosaardig en goedsmoeds tussen blauw & groen Maar met 100 miljoen naalden groet het sparrenbos De weg en stekende vliegen blind van bloeddorst Ledigen ons niet, luisteren aan de paardenoren Of de lampen van zijn gouden oogbal nog branden [pagina 46] [p. 46] Eeuwig als de dennennaalden is de rit stoffiger Met iedere dreun van de paardenhoeven en zouden Stropers achter de bosjes verstopt 1000 geweren Afknallen, onkwetsbaar zijn wij als de sterren In de schaduw schildert met zijn stoffige staart Op de straatweg de Straathond zijn loze droom: Hokken van plaatijzer, reuzenbotten vol merg Met krankjorum veel vlees eraan. Ruis heen... [pagina 47] [p. 47] 2 Aan de dichter Ozymandias Jij, Bewogen Hoorder van de gebeenten Teller van de hartslagen en stemmen Hoog bij Jouw blauw raderwerk van ijlten, Zie onze ritten onder 't verhemelte, Stuur ons weg van de rennende wegen Leid ons weg van Ennius' windhonden, Zijn kennel op de blikkerende einder Vorige Volgende