Het Liegend Konijn. Jaargang 3(2005)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Johan Wambacq Koele handen 1 Een ochtend vroeg was ik op stap om frisse lucht te happen toen ik haar tegenkwam in 't bos. Zij was terug van ver en verder nog en in de glans van haar ogen zag ik hoe het daar was geweest. Haar lijf was delicaat en transparant, haar woorden klonken ijl, als het licht tussen de bomen. Ik wil je, zei ze, bijbels bekennen, langdurig en diep. Regen liep uit de palm van haar handen. [pagina 182] [p. 182] 2 In de war van haar woorden liep ik, de fuga van bomen, naalden en loof zong in mijn hoofd. Oud vuur had zij aangeblazen, het zong in mij van haar en van het licht in haar ogen dat zo briljant kon aarzelen tussen deemoed en spot, tussen weemoed en hitsig verlangen. Lang geleden was het dat mijn bloed nog zo heet door mijn aderen stroomde. [pagina 183] [p. 183] 3 Op een open plek in 't bos, de zon viel neer in duizend stralen, knielde ik en keek naar haar. Wil mij van dit vuur dat mij verteert verlossen, bad ik haar. De wind ging liggen, het bos hield zijn adem in, de dieren keken toe hoe zij mij nam en eindeloos liet komen. Niemand, ook de regen niet, heeft zo koele handen. Vorige Volgende