Het Liegend Konijn. Jaargang 3
(2005)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
1stel je voor dat er diep binnenin je
een buitenland ligt, dennen,
sneeuw en barakken, land
zonder bodem, je haalt het niet op
stel je voor dat de tijd niet bestaat
en jij wel nog, stel dat je nooit abrikozen
gegeten hebt, trouwens, het woord
abrikoos was verdwenen en moskou,
je broer, promenade, ze waren geweken,
terug naar het schuim van de zee
er zijn onvoorstelbare dingen gebeurd
en je kunt het niet zeggen het was
als een nacht zonder dag en dan nog een
en nog een en het gebeurt dat je kruiende
wateren hoort of een dichtklappend hek
in de wind, dat is het buitenland, fluister je,
dat is het lied van een reddeloos land
| |
[pagina 169]
| |
2vroeger gebeurde het wel eens
dat steden afbrandden en dat er
dorpen verdwenen in zee, nog vroeger
ontstonden de landschappen
de aardkorst bewoog en continenten
rukten zich los als grote, opstandige kinderen,
botsten op anderen en uit de brand
rezen bergen omhoog, heftig en boos
en het water trad bandeloos buiten
zijn oevers, rivieren en gletsjers
voerden het puin van de tijd met zich mee
en zetten het elders weer af
er zijn onvoorstelbare dingen gebeurd
eilanden kwamen als spaanders terecht
in de zee en daar drijven ze nu nog
op zoek naar een vroeger verband,
naar een buitenland, ja, maar een ander,
een tot nog toe onbekend, vriendelijk,
en toch bewoond vasteland
| |
[pagina 170]
| |
3er zijn talen waarin het verleden
niet kan worden uitgedrukt
er is alleen heden, het regent er
nu en je houdt je gezicht en je handen
gericht naar de hemel alsof er confetti
valt en je nog jong bent, alsof daar
een wonder gebeurt in de lucht
en je bent vrij als de wind, je kunt
alles besluiten bijvoorbeeld om
weg te gaan, niets meer te schrijven
of weer naar binnen te gaan
en te blijven
| |
[pagina 171]
| |
4stel je voor dat je langzaam
in aarde verandert, gisteren
deed je bijvoorbeeld de ramen
niet open, je hoorde de merels
niet, ook niet de wind in de rij
populieren, je zei niets, je vroeg
je niets af, je wachtte zelfs niet
of de slaap nog zou komen
je herinnerde je
al die zonsondergangen
achter de donkere wouden
adembenemende
zonsondergangen
| |
[pagina 172]
| |
5terwijl het toch, om deze dag
te leren kennen moet volstaan
te kijken naar het landschap
en te zien hoe de zon die
weliswaar van niemand houdt
haar langzaam, winters licht
laat vallen op de stammen
van de bomen, op de sneeuw,
de houten torens
ze toont je de verschillen:
tussen dennen staat een berk
en net als je dan denkt dat je
onzichtbaar of in ijs veranderd
bent, merk je hoe ze gaandeweg
je linkerkant verwarmt
| |
[pagina 173]
| |
6er valt toch wel iets voor te zeggen, dit wonen
in treinen, dit schommelen achter de ramen,
en alles begrijpen: de dorpen van hout
de lucht zonder wolken
het zonlicht in rimpelend water
de bergen houden zich groots: tot ziens,
zeggen ze, tot ziens, maar weten ze niet dat
je nooit meer terugkeert, en dat
is je band met dit land, zijn donkere dennen
zijn lekkende emmers, zijn spoorwegennet,
zijn sneeuw en zijn wenkende,
wenkende sterren
|
|