Het Liegend Konijn. Jaargang 1(2003)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Maïs de weide ligt achter ons voor ons begint het woud het water wij duikers strekken de armen klieven met een schoolslag de muur van groen van graan wat zich dan ontvouwt is een meer van donker koel vermoeden en tomeloos verlangen naar verdwaling geluid is verhuisd naar dichtbij alleen wat streelt spreekt splinters licht herinneren aan lucht een mozaïek van malachiet onze zolen betreden verse zoden kluiten breken als klonters wij volgen de voren wij volgen de lijn der donkerder tegels in het zwembad wij volgen het spoor recht en rechtdoor maïs is een matige vorm van chaos tot de rijen kruisen tot ze in de herfst herhalen hoe een kar keerde in mei ons lopen is eerder lopen wij bewegen langs verleden wegels breken wij de rij gelijk een album of een vrouw bereiken wij nieuwe wanden en stof op onze lippen en bladluizen ja bladluizen [pagina 73] [p. 73] wij vorderen want wanneer het dolen begint weet niemand iemand zegt hier misschien en er wordt neergezeten lansen gebroken sap gesijpeld in kleermakerszit grijpen wij kolven woelen door haar pellen tot palmen hangen onder handen wij vinden korrels keurig in het gelid telraam ruggenwervels soldatenkerkhof maïs als wij bijten eerder hard en bitter spuwen wij zaad en zetmeel brij die blijft tussen geknakte takken kolven afgekloven door enkele tanden tussen de rijen zijn wij weer verdwenen onderwater weven wij verder wij weten waar de wei was de dieren het huis de boer aan de overkant kennen wij van zien wij zwemmen en zwemmen en vergeten hoe ons geritsel aan het oppervlak trilt als een dobber Vorige Volgende