Het leven van Liedewij, de maagd van Schiedam
(1994)–Anoniem Liedewij, Leven van– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Appendix 4a. Oorkonde van de bestuurders van de stad SchiedamGa naar eind1Allen ende enen ygeliken, geestelycken ende wereltlycken, heren ende goede luyden, wij Johan - bijder genaden Goids etc. - ontbieden wy onsen dienst ende vriendlike gruete enen ygelycken als dat gebuert, ende begeren u te weten dat wy gesien ende gelesen hebben enen brief - besegelt mit onser stede uuthangende zegel van Schiedamme - gans, geheel, ongeraseirt ende ongecasseirt, inhoudende van woorde te woirde als hier na gescreven staet.
Allen goeden kerstenen ende gelovigen luyden, beyde geestelic ende wereltlijc, grote ende cleyn, edelen ende onedelen, van wat staten off van wesen dat sy sijn of wair dat sij geseten off woinechtich sijn, te water ende telande, bynnen steden ende dair buyten, Bailiuu, Scout, Burchmeisteren, Scepenen ende Raide der stede van Schiedam, gelegen in Hollant onder den sticht van Utrecht, oitmoedige saluyt te voren, mit kennysse der wairheit. Want redene bewijst ende recht begeert dat men wairechtige dingen ende saken orkonden mach ende billiken orkonden ende tuygen salle ende sonderlingen dair die loff ende eere ende die werken Goide in gelegen mogen wesen. So certificeren wij ende geven te kennen, bidden te weten alle goeden luyden nu voirscreven orkonden ende tuygen inder wairheid mit desen brief van zeer wonderlycken stucken ende dingen die bynnen der stede van Scyedamme voirscreven gevallen ende geschiet syn ende dagelix aen eenre maget geschien, genoemt Lydewy Peter dochter. Dats te verstaen dat die selve maget ziec geweest ende gequelt heefft in hair bedde dair sy noch also in leit, wel XXIIII jair langk tot Onser Vrouwen Lichtmisse lest voirleden, ende nie bynnen deser tijt gebessicht en heefft dan ter weke omtrent een pinte wyns mit wat water, off mit wat sukers, off mit een cleyn luttelkijn pijpcanneels gewreven, uutgesteken binnen drie die ierste jaeren dat sij doe tusschen tyden een luttels van enen appel ende een luttelkijn broets ende wat zoeter melc att off dranck. Ende bynnen VII jaren lestleden niet mit allen gebesicht en heefft, noch teser tijt en besicht, noch niet en slaept, noch bynnen allen die vurscreven jairen nie en sliept dat dragen mach te samen gerekent twee nachte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende leyt also deerlyck dat sy hair darmen verliest ende quyt wordt, ende dat vele graew wormen die vol graew waters sijn, also groff als een spil tenden is ende also langk als een lit van enen vinger, mit oirlove gescreve, hair vleysch eten sonder enigen stanck off quade roke dair off te comen. Ende alsmense plach te verporren, so moestmen dat lichaem bouven om die scouderen binden ende vesten mit een zwachtel off met een dwele off des gelix, off het soude in stucken gevallen ende gesceiden hebben. Mer nu ter tijt en machmense niet verporren, noch yet verleggen, noch nie en mochte bynnen den VII lesten jairen, ende heefft gelegen bynnen desen VII jairen - ende noch leyt - op hairen rugge ende en mach niet roeren dan hoir hoefft ende den enen arme. Ende tusschen tijden ten monde, ter nosen, ten oren ende tot anderen conduten vele bloets loset, boven dat sij niet gebesicht en heefft anders dan als voirscreven staet, ende nu niet en besicht. Ende dese selve maight heefft bynnen desen voirscreven jairen gehadt - ende noch heeft - telken omden derden dach enen groten swaren corts die hair toecoempt yerst mit een onsprekelike hitten ende onlang dair na soe coempt een onsprekelike coude ende dan weder die hitte ende dan weder die coude. Ende als sy den corts quyt is, so en weet sy van hair selven niet bynnen X off XII uren. Ende snachs als sy den corts heefft, so geefft sy also vele roeds water over ten monde, dattet ter weke weil beloopt een kijndekijn van vate vol water. Oic so heefft sy an hair lijff drie grote gate elx wail also groet als een tennen platteel, ende sijn also zwart in te kijken off te sien gelycken peck. Ende uut dat één gat - ende staet anden buyck - lopen tusschen tyden vanden wormen voirscreven IIc teffens, ende dair leytmen op een plaester gemaict van honich ende versche bloemen dair die wormen an zughen, off sy soudense quellen ter doot toe. Ende waerent oude ende niet versche bloemen, die wormen en souden dat plaester niet zugen noch besigen, dwelke al besocht ende ondervonden is. Ende telken XIIII dagen so ontfaet dese maight dat Heilige wairdige Sacrament. Ende dair moet die priester subtijlheit ende fijnnicheit in besigen als hijt hair geefft, off sy en mochtet niet nutten noch in nemen, ende dan so geefft hij hair alte wenich waters dat sy oic niet wail nutten mach, ten leyt yerst een wyl ende nocket ende gordelt in hair keel; ende somwyl so en geefft hy hair geen water om dattet hoir also suer wordt te nutten off in te nemen. Voirt so is dese maget beneden totten buyck toe verrot ende dair moet ment stoppen met enen cussen dat dair toe gemaict is, off dat ingewandt soude mit allen uutvallen. So dat inder wairheit die wonderlicheden te grote ende te vele ende also clairlic niet te scrijven en syn als an deser maget geschiet syn ende dagelix geschien. Ende sy was oud XI jair doen hair die siecte yerst toe quam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende want wy - Bailiuu, Scout, Burgermeesters, Scepenen ende Raide voirscreven - wail ende volcomelic informert ende onderwyst syn van allen stucken voirscreven ende dagelix wail vernemen, so hebben wy desen brief tot enen warachtigen betoge open ende uutgehangenen besegelt mitter stede zegel ten saken, int jair Ons Heren XIIIIc XXI op Sinte Mariën Magdalenen avont, XXI dage in julio.
Ende want wij die maget voirnoemt oic gesien hebben ende ons ondersaet is, so hebben des torkonde desen brief op maniere van vidimus doen besegelen mit onsen signet, hier angehangen in absentie ons zegels, op dese tijt, int jair Ons Heren voirnoemt des Vsten dach in augusto. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. De hoofdstuktitels in het Utrechtse handschrift
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. Het in de drukken toegevoegde wonderGa naar eind10HEt gesciede doe Liedwy doot was dat een hulck quam seilen van oesten in die zwer see ende en conde niet wel voert seylen ghelijc ander scepen. Ende doe sagen si dit boec van Liedwy driven in die swere see ende si sloegen daer na met een pudse. Ende doe si dit boec in dien hulc hadden, doe seylden si voert, alle ander scepen verby, te Ansterdam aen die stede. Ende dat boeck wort te Scyedam ghesent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d. De afwijkende hoofdstukindeling en -titels en de plaats van de houtsneden in de 1505-drukTussen [ ] staan de hoofdstuknummering uit deze druk, de foliëring; de woorden waarmee het hoofdstuk in deze druk begint & het nummer van de afbeelding in deze uitgave.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|