Libertinage. Jaargang 6
(1953)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
H.R.G. Vroom
| |
[pagina 196]
| |
- Niet helemaal. U leeft hier uw hartstochten uit ouder ideale omstandigheden, zonder gehinderd te worden door de, zal ik zeggen, onregelmatigheden van het werkelijke leven, gelooft u niet? - Het is dus toch waar wat ze beweren, dat de Engelsen een volk zijn met gezond verstand. U althans hebt meer gezond verstand dan het hele corps diplomatique bij elkaar. De president had zijn badjas weer van zich af gedaan en zat nu in zijn satijnen zwembroek, leunend tegen de stuurstok. Als altijd wanneer hij pas uit het water kwam, bekeek hij met welgevallen zijn eigen lichaam. Het was waar dat hij te korte o-benen had, maar zijn huid was voor iemand van zijn leeftijd nog verwonderlijk jong en glad, en zijn benen en borst waren nauwelijks behaard. Zijn armen en zijn ronde schouders waren tamelijk krachtig, en hij was trots op de gevuldheid van zijn lichaam. Toen zijn blik van zijn eigen, lichtelijk bruin gebrande huid op de knieën van sir Clipseby viel - uitstekende, knokelige knieën met lange, blonde haren over de rimpelige, roze huid - had hij plotseling het gevoel meer Europeaan te zijn dan de lange, houterige Engelsman, zoveel competenter leek hem zijn eigen lichaam. - Wat u daar zei van die ideale omstandigheden, sir Clipseby, is volkomen juist. Ik zal u iets bekennen. Weet u wat voor mij het fascinerende is van het onderwaterjagen? De stilte waarin alles zich afspeelt; zelfs de slachtoffers ondergaan hun lot zonder geschreeuw en meestal zonder bloedvergieten. Ik haat het jagen, het gewone jagen, om de ‘mess’ die men onvermijdelijk aanricht; ik kan geen bloed zien, geen brekende ogen, geen zieltogend vlees, geen doodsstrijd onder gebrul of geschreeuw. Maar u moet zien hoe een vis zijn lot draagt. Ik heb eens meegemaakt - men krijgt als buitenstaander anders nooit iets te zien van de moordpartijen die zich onderwater afspelen - hoe een vis werd gegrepen door de scharen van een kreeft en langzaam en onontkoombaar werd weggevreten, te beginnen achter zijn kieuwen. Ik had het idee dat alleen zijn ogen wat uitpuilden, maar dat was misschien maar verbeelding, omdat ik me toch ergens niet kon voorstellen dat hij zo iets gruwelijks zonder enig teken van ontzetting aan zou kunnen. U zult denken, een vis, een stom dier, dat wordt opgevreten, wat is daar voor bijzonder akeligs aan! Maar u kent de sfeer van daarbeneden niet! De stilte in de eerste plaats, maar ook de hygiëne, het getemperde licht, de helderheid van het water - in zo'n wereld krijgt de dood van zo'n visje een eigenaardige beklemming, het martelen van mensen is nooit beklemmend. | |
[pagina 197]
| |
- U bedoelt het lichamelijk martelen. - Ja natuurlijk, ik bedoel het lichamelijk martelen. Er is nog iets wat het water zo'n ideaal, want zo'n vreemd, onwerkelijk jachtgebied doet zijn. Men voelt er zich van elk gewicht bevrijd, er gaat niets boven het gevoel van water overal om je heen, men is er zo veel wendbaarder. Over de geheimzinnige pracht van het landschap daaronder hoef ik u niets te vertellen, alleen dit dat het er ook toe bijdraagt jachtinstincten bij mij wakker te roepen. - Het is een ideaal terrein voor sluipmoorden, veronderstel ik. - Nu drukt u zich een beetje sterk uit, wat mij verbaast van een Engelsman, maar er steekt iets waars in wat u zegt, men sluipt tenslotte door het water. Het doden op zichzelf is er helemaal geen kunst, het komt er op aan zijn prooi te kiezen, en alleen daarop zijn aandacht gericht te houden. Hoe lang ben ik beneden gebleven? - Ruim drie kwartier. - Dan ben ik daarvan zeker twintig minuten bezig geweest met die hoe-noemt-u-hem-ook-al-weer! Moet u overigens zijn bek eens zien, weet u wie er net zo één heeft? Neen? Hadibulbul natuurlijk, ha ha ha! U moet toch toegeven dat ik een betere vangst gedaan heb dan u met uw hengel! - Inderdaad, maar ik heb intussen genoten van deze omgeving hier, bovenwater. - Dat is nu juist ook één van de bekoringen van het onderwater-jagen: te weten dat men weer bovenkomt, in een normale wereld, met kokospalmen op het strand en de heuvels daarachter. De motortorpedoboten hadden zich intussen verder van de kust verwijderd, en de beide mannen werden nu opgeschrikt door het doffe geluid van een ontploffing, waarop zij onmiddellijk een waterzuil uit zee omhoog zagen schieten. - Een dieptebom, zei de president, ik heb mijn mannen toestemming gegeven om enkele dieptebommen te laten ontploffen zodra wij klaar waren, als ze die bommen tenminste niet eerder nodig hadden gehad tegen de haaien. Maar wat zou u er van denken als wij eens terugroeiden? Ik begrijp niet hoe u het hebt uitgehouden in deze hitte. Geeft u mij de riemen maar. - Wel, ik... - Niets daarvan, sir Clipseby, u bent mijn gast. Bovendien, ik ben van plan u iets vertrouwelijks te vertellen, iets wat u beter aan kunt horen zonder te worden afgeleid door het vermoeien van uw armen. | |
[pagina 198]
| |
‘Sans souci’, het kleinste, maar ook het modernste van Dramakutra's buitenverblijven, lag tegen een heuvel, die de gehele baai beheerste, en die zo steil was dat het enorme, vooruitspringende terras - architectonisch het meest opvallende gedeelte van de villa - door hoge pilaren moest worden gedragen: bereikte men, zoals Dramakutra en sir Clipseby Hightower nu, het buitenverblijf langs het steile pad van de zeekant, dan liep men eerst door de sterk glooiende, koele tuin onder het terras om vervolgens via een vrijdragende, betonnen wenteltrap het terras zelf te bereiken. Twee grote bomen groeiden er door heen: één om aan een gedeelte ervan schaduw te geven; de ander om, afgezaagd, als grote, ronde theetafel te dienen. Toen de beide mannen bovenaan de trap verschenen werden zij, behalve door mevrouw Dramakutra, verwelkomd door de voornaamste leden van het kabinet, met echtgenoten: Fianaravarty, minister-president; Alidinsoepin, buitenlandse zaken; Bhalsam, binnenlandse zaken; Hadibulbul, financiën; Ilyas Bonkarnath, defensie. - Drama, ga je toch eerst kleden! riep mevrouw Dramakutra met zacht verwijt in haar stem naar haar man, die, zijn badjas over de arm, onmiddellijk zijn ministers bij de balustrade om zich heen had verzameld. - Kijk, sir Clipseby gaat zich toch ook eerst verkleden! Zij had nooit kunnen wennen aan dergelijke situaties waarin haar man haar toch al ontelbare malen had gebracht. Enerzijds was er nu de bewondering voor de manier waarop hij, naakt op zijn strak-zittende, glanzend rode zwembroek na, volstrekt meester van de situatie bleef; anderzijds was er de ergernis over het choquerende vertoon van zijn physieke manlijkheid. Zij wendde zich, toen hij geen aandacht schonk aan haar vermaning, met een verontschuldigend lachje tot de dames van het gezelschap: - O, hij is soms net een kleine jongen, dan kan hij zich helemaal vergeten! Ogen, die neergeslagen werden of even wegkeken; handen die nerveus bewogen over knieën of schoot. - De bedoeling is geweest, legde Dramakutra intussen zijn ministers uit, om een huis te bouwen dat een eenheid zou vormen met het landschap; dat het landschap in zich opgenomen zou hebben zo goed als het landschap het huis. - Vindt u dan eigenlijk het geheel niet een beetje te Westers uitgevallen om te kunnen passen bij onze Somalesische natuur? vroeg Bhalsam. | |
[pagina 199]
| |
- En dit terras, viel Hadibulbul hem bij, domineert dat de hele omgeving niet? Iedereen keek naar het heldere, groene water van de baai; de dichtbegroeide heuvels daaromheen; de zee onder de enorme, zachte hemel daarbuiten - de motortorpedoboten hadden zich al verwijderd; alles was stil, geen branding, geen vogel zelfs in de lucht, alleen een paar roerloze wolken. - Het is natuurlijk maar een vraag, ging Hadibulbul voort, toen hij zag dat Dramakutra verstoord keek, ik ben tenslotte niet meer dan een leek in dit soort dingen. - Het is goed dat u het zo eerlijk bekent, maar overigens misstaat het u van ‘dit soort dingen’ niets te weten, antwoordde Dramakutra, maar op een ironische manier die juist bijna geheel het krenkende karakter aan zijn woorden ontnam. - Wie weet er nu nog niet, mijne heren - ja, behalve dan blijkbaar een minister van financiën, o, arme ik! - dat wij allen op het ogenblik met niets anders bezig zijn dan te proberen een Westers huis te bouwen dat aan onze omgeving is aangepast? Een stilte volgde op deze woorden - Dramakutra's ministers waren genoeg ambtenaar om even afkerig te zijn van paradoxen, van wie zij dan ook afkomstig mochten zijn, als kinderen van wie hen met water spatten. Alleen de minister van defensie was niet zo gauw uit het veld te slaan. - Maar waarom dan steeds het Westen aangevallen en het volk opgezet tegen Polderland? - Aha, een uitstekende vraag! Ik zal u zeggen waarom: omdat, als men iets in zich op wil nemen, men eerst met dat iets in strijd moet zijn geweest. Samenwerking tussen ons en het Westen, onzin! Zij zouden dat wel willen omdat ze weten dat wij dan toch nog aan hun handje zouden moeten lopen. Door het volk op te zwepen tegen het Westen houd ik het uit de slaap waarin het terug zou vallen als het zou moeten geloven dat met dat Westen zo iets flauws werd gedaan als ‘samenwerken’. - En het is dus ook om de revolutionnaire geest er in te houden dat u altijd de meest anti-Westerse van onze intellectuelen in de hoogte steekt? - Precies. - Terwijl u eigenlijk daarmee het tegenovergestelde beoogt van deze lieden die geen enkel Westers zonnestraaltje in ons culturele water willen zien schijnen? - Inderdaad. U ziet maar weer: wat zou er voor ons in de politiek | |
[pagina 200]
| |
te beginnen zijn zonder de, wat u intellectuelen noemt - eigenlijk alleen maar priesters, dichters en professoren, mensen die het minder dan wie ook kunnen verdragen dat er volken zijn, machtiger en welvarender dan dat waar zij toevallig toe behoren. Als wij staatslieden, mijne heren, ook maar één tiende van hun afgunst op materiële welvaart bezaten, oah! de stukken zouden er al lang weer afgevlogen zijn! - Gelukkig maar hebben ze nu hun eigen slagvelden, de vredescongressen! Fianaravarty had geen gelegenheid Ilyas Bonkarnath te antwoorden op deze steek aan het adres van zijn zoon, die een leidende rol speelde in een met het communisme coquetterende studentenvereniging, en die inderdaad al enkele manifesten van de Vredesbeweging had ondertekend en haar congressen had bezocht. Dramakutra viel namelijk onmiddellijk bij: - Natuurlijk, laten ze er gerust, naar toe gaan! Ze komen alleen maar dommer terug dan ze al waren, geven interviews af vol anti-Westerse slogans die ze daar hebben opgepikt van de een of andere, liefst blanke dwaas, en merken niet dat ze intussen alweer een beetje meer van het Westen in hun bloed hebben zitten dan vóór ze gingen. Wat op het eerste gezicht een omweg lijkt is in werkelijkheid de kòrtste weg: tien pro-Westerse intellectuelen zijn niet in staat het volk beter aan het verstand te brengen dat men van het Westen het een en ander te leren heeft dan één luidruchtige anti-Westerling! De anti-Westerlingen zijn chauvinist, dat hebben zij voor op de internationalistische pro-Westerlingen; zij hebben ook voor het volume van hun stem - maar hoe gedweeër het volk naar hen luistert, hoe meer het zich gerechtigd acht de dingen te doen waarvoor het wordt gewaarschuwd: het leren van Westerse talen, het kijken naar Amerikaanse films! En let nu eens op mijn woorden, mijne heren, zouden wij morgen het gebruik van het Engels of van Engelse boeken verbieden, dan zou overmorgen iedereen Engelse les nemen, óók onze dierbare chauvinisten; zouden wij morgen de import van Amerikaanse films stop zetten, dan zouden onze culturele anti-Westerlingen overmorgenavond niet meer weten hoe ze die door zouden moeten komen en ons binnen een week voor dictators uitmaken! Waar zouden zij over moeten schrijven, waar zouden zij over moeten zwetsen wanneer men Hollywood en het dollar-imperialisme uit hun spookhuis weerde? Geef hun hun spoken, opdat zij die het volk voor kunnen houden - het volk dat zich altijd eerder iets aan spoken gelegen laat liggen dan aan de bleke woorden, de | |
[pagina 201]
| |
zogenaamde ‘waarden’, waar de pro-Westerse intellectuelen de mond vol van hebben! Democratie, persoonlijke vrijheid, humanisme, existentialisme, weet ik al niet wat - wat moet het volk er mee, wat krijgt het er één korreltje rijst meer om? Neen, geef de mensen hun spoken! Onze anti-Westerlingen hebben tenminste ingezien, dat spoken even onontbeerlijk zijn als rijst, vooral als de rijst ontbreekt. Geef de mensen spoken, maar zeg hun vervolgens dat het in hun macht ligt die spoken te verdrijven - zij zullen zich daar tenminste een beetje voor inspannen zonder te beseffen dat zij bij die inspanning juist dat van het Westen zullen overnemen wat zij nodig hebben: dynamiek, techniek - hier zocht de president even naar wat mogelijk een nieuwe slagzin zou kunnen worden, maar vond niets beters dan: politiek! Tijdens deze redevoering had Dramakutra zijn ministers weer naar hun stoelen geleid waarin zij, naast die van hun vrouwen, plaats namen; iedereen was getroffen door dit schouwspel: hoe vaak zij ook naar redevoeringen van hun president hadden moeten luisteren, zij hadden nooit kunnen vermoeden dat hij er, tijdens zijn speeches, onder zijn kleren zó uitzag. Een redevoering werd klaarblijkelijk niet alleen gemaakt door de stembanden, maar evenzeer door biceps, nek-, borst- en buikspieren - het was een verrassende onthulling, een soort rondgang langs het productieproces van een voorwerp dat men al jaren dagelijks gebruikte zonder zich ooit te hebben gerealiseerd hoe het tot stand kwam. - Wat denkt u dat de voornaamste drijfveer is geweest voor de Japanners toen zij besloten zich de Westerse techniek eigen te maken? Behoefte aan samenwerking? Och kom! Ik zeg u: het was de haat! Verloren is het Oosterse volk dat de haat niet kan opbrengen die de enige motor is van onze wilskracht, nodig om de achterstand op het Westen in te halen! Hij had gelukkig niet de slechte smaak, bedacht mevrouw Dramakutra, om het gezelschap toe te schreeuwen zoals hij nu ongetwijfeld gedaan zou hebben wanneer hij voor een massameeting stond - hij sprak met vervoering en stemverheffingen, het was waar, maar toch ging, naarmate men zijn naaktheid vergat, geen ogenblik haast de impressie verloren van een intiem gesprek bijna, alsof hij hun nu een andere naaktheid toonde: die van zijn diepste overtuigingen. Het was een suggestie die uitging van zijn stem, die bij alle verheffingen, teruggehouden bleef; van zijn gebaren, die bij alle spanning, ditmaal niets exuberants hadden; van zijn gelaats-expressies, die bij alle emotie een zekere humor behielden. Nu en | |
[pagina 202]
| |
dan richtte hij zich een ogenblik tot één hunner apart, wat aan de bijeenkomst soms even de sfeer van een samenzwering gaf, maar er was niets serviels of corrumperends in de wijze waarop hij dat deed: hij was geen moment de violist die zich vleierig neerboog voor zijn klanten door aan hun oor te spelen, zoals mevrouw Dramakutra dat wel eens op de film had zien doen. - Betekent dat nu dat ik de haat vereer, de haat, de haat op zichzelf? Hij wendde zich hierbij tot Hadibulbul. - Eerlijk, ik geloof dat, wat men ook op mij aan te merken kan hebben - en het blijft onder ons dat ik sommige van mijn successen bovenal dank aan sommige van mijn tekortkomingen - men niet van mij kan zeggen dat ik aan kortzichtigheid lijd. Wat ik alleen verdedig is de haat, een bepaalde hoeveelheid ervan, als middel om ons doel te bereiken. Mevrouw Dramakutra wist dat haar man begonnen was met een idee te spelen; ze was nu echter geneigd te denken dat de ernst wel erg de overhand had gekregen, als ze ook niet wist dat hij de volgende dag met dezelfde overgave tegenover een ander gezelschap de liefde zou kunnen verdedigen. Zij kende niemand wiens overtuigingen zó afhankelijk waren van de situaties, van de mensen die hij tegenover zich had, zonder dat men daarbij aan cameleons moest denken: hij nam andere kleuren aan, niet om zich passief aan zijn omgeving aan te passen, maar om die te overheersen. Zij wist dat zijn ministers zijn ideeën niet helemaal zouden volgen of er zelfs geheel mee oneens zouden zijn - in ieder geval de volgende dag - maar dat ze niettemin na deze redevoering weer wat meer in zijn macht waren geraakt, alleen al door het gevoel door hem in vertrouwen te zijn genomen - hij liet niet na te suggereren dat hij, wat hij nu vertelde, nooit aan zijn andere ministers zou bekennen - en ook door het feit dat zijn ideeën toch wel gevoelige snaren raakte, bij de minister-president althans en bij de minister van binnenlandse zaken, en zodanig werden verdedigd dat ze, bij alle spitsvondigheid, vermoedelijk niemand een gevoel van domheid gaven. - Ik weet ook dat ik, als politicus, en voor het volk sprekend, die haat tegen het Westen moet localiseren door hem te richten op één concreet object. Die hetze tegen Polderland over de Slangi-slangi eilanden! Het waren voor haar redevoeringen van een heel ander soort dan die hij gehouden had in de tijd van verzet en revolutie; toen vormden zijn redevoeringen hun geliefkoosd onderwerp van gesprek; nu was | |
[pagina 203]
| |
die intimiteit verdwenen - wat met de Slangi-slangi campagne verband hield werd zelden aangeroerd tussen hen, als gold het een soort ontrouw waarin zij vooralsnog berustte, maar waarover hij niet graag vrijuit met haar sprak. Ze wist ook niet of ze nu wel blij moest zijn met zijn ‘onthullingen’; dat hij op dit ogenblik genoeg meende van wat hij zei begon ze steeds aannemelijker te vinden, maar zijn bekentenissen dienden tenslotte ook een doel - of hij zich dat wel bewust was geloofde ze niet zo net. - De haat is echter een vlam die men niet al te lang kan laten branden: men loopt dan het gevaar er zich aan te schroeien in plaats van er zich aan te verwarmen. Hierna ontspande zich plotseling lichaamshouding en gelaats-expressie; een brede lach trok over zijn gezicht, zijn ogen glinsterden: - Zo, vrienden, dit moest mij even van het hart, jullie weten nu hoe ik au fond over deze zaken denk; ik ben eigenlijk blij dat broeder Bulbul mij de gelegenheid heeft gegeven tot dit heart to heart gesprek. Jullie hebt er geen idee van hoe zwaar soms al dat geloof gaat wegen, dat je op den duur met je mee moet torsen wanneer je tegen de massa spreekt! Oah! Ik heb nu tenminste het gevoel gehad dat ik het gewicht even heb kunnen verplaatsen; een prettig gevoel van bevrijding als je altijd iets te dragen hebt, ofschoon, laat ik niet dramatisch worden, vrienden, wij voelen al dat gewicht natuurlijk alleen maar als we stilstaan, wat dan ook een gevaarlijk iets is voor politici, een zéér gevaarlijk iets! Maar kijk, daar hebben we onze Engelse gasten, sir Clipseby en lady High-tower! Milady, een goede siësta gehad? Vergeeft u mij mijn onvolledig costuum. - Het wordt u graag vergeven, excellentie, want ik heb alles gehoord over de prestaties die u vanmiddag hebt geleverd in uw ‘onvolledig costuum’. - Ha ha ha! Inderdaad, vrienden, daar was ik helemaal vergeten te vertellen van mijn vangst van vanmiddag, of eigenlijk kan sir Clipseby dat misschien beter doen: hij weet precies wat ik gevangen heb, een zeer zeldzaam exemplaar klaarblijkelijk, dat ik achterna heb gezeten, niet vanwege zijn zeldzaamheid, maar alleen omdat hij tot mijn verbeelding sprak. Kijkt u eens, wat zegt u ervan, lady Hightower? - A wonderful creature! Maar het schijnt dat tot uw verbeelding speciaal het groteske spreekt! Terwijl de anderen luisterden naar een korte uiteenzetting van | |
[pagina 204]
| |
de Engelse politicus boog de president zich voorover naar lady Hightower en met fluisterende stem: - Ik ben een politicus, mevrouw, geen in de politiek verzeild geraakt ambtenaartje! Sir Clipseby vervolgde intussen: - Dit voor wat de vis betreft. Maar ik kan u ook de verzekering geven dat uw president een geoefend zwemmer is onderwater, met een fijne neus voor wat de moeite waard is om gejaagd te worden en last not least, een feilloos schutter! Ik zou niet graag de vis zijn waarop hij een oogje had laten vallen. - U drijft de spot met mij, sir Clipseby; vrienden, jullie zijn getuigen! Maar in alle ernst, ik zou dat beest liever levend in handen hebben gekregen dan dood; ik zou het een plaats hebben kunnen geven in de nieuwe dierentuin van Cotaloes. - Nieuwe dierentuin?! - Mijne heren, u wilt toch niet... Maar waarachtig, het is waar, u hebt gelijk, neemt u mij niet kwalijk, ha ha ha! Dat komt, als ik bezeten raak van een idee, weet ik niet beter of ik heb er jaren mee rondgelopen. In ieder geval kan ik u nu vast meedelen dat Cotaloes een dierentuin krijgt zoals de wereld nog niet gezien heeft. - Maar hoe is het mogelijk? 's Lands financiën... - 's Lands financiën volgen die zij liefhebben, minister Hadibulbul - mij nog altijd, naar ik hoop. Maar laat ik nu eerst eens de raad van mijn vrouw opvolgen en mij verkleden, vanavond kunnen we er verder rustig over spreken. |
|