Libertinage. Jaargang 6
(1953)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |
[G.J. Resink: gedichten]G.J. ResinkGa naar eind*DierenbloementuinZie, ik ontvang in openbaar gehoor
de hoge hanekam, de leeuwenbek,
de eendensnavel en de olifantsoor,
de kattenknevel en de kippedrek.
En langs mijn eenzaam overschreden pad
staan tijgerlelies en de vlinderbloem,
wolfsklauw en witte en rode schorpioen
en hertshoornvarens en glad slangenblad.
Geen heimwee naar de mens doorgeurt dit feest.
Slechts bij de bruidstraan blijf ik even staan
- niet lang, want het herinnert er maar aan,
dat 'k ook niet meer ben dan een bloeiend beest.
| |
[pagina 171]
| |
Het NeushoornvogelpaarZij kwamen ergens uit de hemel dalen,
de bergen langs, in een vertilde vlucht
en wieken traag hoog boven het gerucht
van oerwoud, wind en water en vervalen
naar waar de verre vlakten ademhalen
in een opalen bovenzeese lucht,
alsof zij uit een voortijd in één zucht
een later leven willen binnendwalen.
Een veren huiver komt mij overvaren
dat wij uit vogels voortgekomen zijn
en als de vogels samengaan en paren.
Dan blijkt de mens dus toch gedroom te zijn
en ben ik slechts het jong, dat uit blijft staren
naar waar zijn ouders zijn - als zij het waren.
| |
[pagina 172]
| |
HoogvlakteDit land leeft uit de diepten van een krater,
waarvan de top een nacht de lucht in ging
en niets meer naliet aan herinnering
dan grote keien, zwavelhoudend water,
de steile kammen van een bergenkring
en nog wat vuur, dat op het licht geklater
van water, dat uit warme bronnen zingt,
dit vers laat rijmen, eeuwen, eeuwen later.
| |
Nachtelijke vangstBij eb gaan fakkelvuren in de nacht
het rif op, dat nu drooggevallen is,
om vrouwen bij te lichten waar in schacht
na schacht de zee bleef staan om kwal en vis
en anemoon. Stil wordt de moord volbracht
aan wat krioelt in de koralen krochten.
De zeester slechts ontsnapt, onaangevochten,
de hemel in en beeldt er hoog de pracht
uit van Bérénice's hoofdhaar.
|
|