Libertinage. Jaargang 5
(1952)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 326]
| |
H.R.G. Vroom
| |
I.De hitte werd ondragelijk. Carlos verschoof op zijn ongemakkelijke stoel: een bioscoopstoeltje eigenlijk, zoals de tempelzaal zelf trouwens aan een bescheiden bioscoopzaal deed denken met zijn stoelenrijen - een door de dagbladen van Cotaloes bejubelde noviteit - zijn witgepleisterde wanden en bovenal zijn balcon, ook al was er dan een groter oppervlakte aan vrije vloer voor de orthodoxe gelovigen die liever op de grond zaten. Hij maakte enkele bewegingen met zijn schouderbladen om zich een moment te bevrijden van de plakkende opdringerigheid van zijn doorweekte kleren en veegde zich nog eens met zijn zakdoek het voorhoofd af. Twee uur lang waren de danseressen al bezig geweest - elkaar zo snel aflossend, dat de twee uur inderdaad eigenlijk ononderbroken waren - maar de vier naakte priesters hadden geen krimp gegeven, hadden alleen af en en toe spreuken gepreveld als om zich te verdedigen tegen de hoogtepunten van het door de danseressen geleide erotische festijn, dat door de gelovige, langzamerhand in extase geraakte, meezingende of op de maat meeklappende en nu en dan kreten slakende gemeente werd ondersteund. - En dan te denken dat van die tweede van links de mare gaat dat hij eens vier en twintig uur in erectie heeft verbleven, had Indeham hem bij de aanvang toegefluisterd. Maar Indeham was nu zelf in extase geraakt, meeklappend op de maat. ‘Koi koi! O schone lingam! | |
[pagina 327]
| |
Jammer dat zoveel in een vertaling verloren raakt van het rythme dat deze regels in het Djangkriet hebben. Maar hoe, bedacht Carlos met schrik, moest hij deze gebeurtenis in zijn wekelijkse rapport vermelden? Niet vermelden maar? Maar dat was onmogelijk: schrijf alles wat je ziet, hoort en meemaakt, had Betz hem bij zijn vertrek nog gezegd. En hij had zelf deze gebeurtenis waarop hij aan de president zou worden voorgesteld, in zijn vorige rapport aangekondigd. En dit rapport juist zou zeker aan het bestuur worden rondgezonden. Dus ook aan Pater Bloemetjes. Hij glimlachte. Pater Bloemetjes! Wat een schertsnaam! En wat een schertsmannetje trouwens. Muziek, zang en dans eindigden even plotseling als zij begonnen waren. Er steeg uit de zaal een gemurmel van bewondering op voor de standvastigheid van de priesters; het zich terugtrekken van de danseressen leek op een afdruipen. Carlos herademde - het had hem allemaal te lang geduurd om opwindend te blijven, en het einde was als een anti-climax. Nu ging het gemurmel over in geklap, gejoel en gefluit en er ontstond een heftig gedrang van degenen die achter in de zaal onder het balcon hadden gezeten om zich naar voren te dringen, terwijl degenen daarentegen die vooraan op de vloer hadden plaats genomen, vlak bij de musici en ook vlak bij het heilige voorwerp - een vier en een halve meter hoge lingam van rode steen - door de priesters met zachte dwang meer naar het midden van de zaal werden gedreven. De gelukkigen, onder wie Carlos, die in de benedenzaal een stoel hadden voor het balcon, richtten zich op, draaiden hun rug naar het heilige voorwerp en brachten de kleine lachende man in de witte uniform op het balcon een ovatie. Toen het rumoer wat afnam liet de president zijn rechterarm met een bezwerend gebaar over de menigte gaan, waarop onmiddellijk een volkomen stilte intrad. - Vrienden! Vriendinnen! De president begon zijn redevoering, eerst plechtig, maar al gauw het tempo versnellend, nu eens boos wordend, dan weer verbaasd kijkend, nu eens smekend of bedroefd dan weer grapjes makend. Telkens weer werd hij onderbroken, door gelach, gejoel, geklap of gefluit. - Vrienden! Vriendinnen! Acht gij het in overeenstemming met de waardigheid van het land dat in staat is gebleken de gróótste lingam van de wereld te bouwen, om te kunnen gedogen dat onze broeders van de Slangi-slangi eilanden nog langer zuchten onder een koloniaal bewind? | |
[pagina 328]
| |
- Nééééé!!! Wij achten van niet!! De president vouwde hierop zijn armen over de borst, boog een beetje het nu fronsende gelaat en sprak met duidelijke pauzes tussen zijn woorden: - Daarmee hebt gij mij, die Uw dienaar is en zijn zal, gemachtigd, in naam van het volk van Somalesië, deze tempel van Çatra voor geopend te verklaren! Bij het uitspreken van zijn laatste woord bracht de president zijn rechterhand naar voren en omklemde een grote, groene, met melk gevulde fles die al die tijd op de balustrade voor hem had gestaan, en die door een lang touw was verbonden met een, blijkbaar speciaal voor deze gelegenheid aangebrachte haak in het midden van het plafond. Langzaam hief de president de fles omhoog, daarbij ruimschoots gelegenheid latend aan de fotografen om hun toestellen te richten en aan de filmoperateurs die hun apparaten overigens al lieten snorren. Iemand beneden in de zaal maakte een bukkende beweging, quasi bevreesd door de fles getroffen te zullen worden, wat een nerveus gegichel van de omringende vrouwen veroorzaakte. - Ieieieieieauw! deinde de menigte mee toen de president had losgelaten en de fles, als een trapezewerker, zijn sprong door het luchtruim maakte. Maar het ongelooflijke, datgene wat iedereen zich nu plotseling realiseerde eigenlijk geen moment te verwachten, gebeurde! De fles trof doel. Met een luide slag sprong hij tegen de top van de lingam uit elkaar en de melk stroomde langs zijn flanken naar beneden. Een jongetje begon te gillen: een scherf had hem in het been getroffen, maar haast niemand schonk enige aandacht aan hem, zijn gegil werd onmiddellijk verbroken door een orkaan van nieuw gebrul, geklap, en gefluit. De president lachte breed, balde zijn vuist, stak de duim omhoog en wees zich daarmee enige malen op de hoogopgezette borst, quasi verwaand. De zaal gierde. Het was een van de oudste - men zei acht jaar - van 's presidenten standing jokes, maar hoe ouder de mop werd hoe groter zijn succes.
De ergste drukte van de receptie volgend op de plechtigheid was voorbij. Een bediende ging rond met glazen limonade. - Hé, vriend, héé! wil je mij niet meer kennen? De president lachte en wendde zich knipogend tot de voorzitter van het Somalesische parlement die zich verbaasd had omgekeerd bij deze woorden, denkend dat ze misschien tot hem gericht waren. | |
[pagina 329]
| |
- Het nieuwste! Mijn eigen volk wil mij niet meer kennen. Deze vriend gaat mij zomaar voorbij met al zijn heerlijks! De bediende boog het hoofd terwijl hij de president het dienblad voorhield - hij voelde zich tegelijk te vernederd en te verontwaardigd om een excuus te stamelen, hij was de president helemaal niet voorbijgegaan, hij was notabene juist naar hem op weg, en het leek onwaarschijnlijk dat de president dat niet gezien zou hebben. - Ja, vriend, dat is ons lot, jij en ik, wij allen worden eens vergeten. Maar ondanks het hoofdschudden dat deze woorden begeleidde, leek dit lot President Dramakutra (Hoeder van zijn vo]k) alle reden tot tevredenheid te geven - de brede lach kwam niet van zijn ronde gezicht, dat nu veel weg had van een spinnende poezenkop. De voorzitter van het parlement schudde echter van het lachen maar dat kwam misschien wel voornamelijk omdat hij zo gauw niets kon bedenken om terug te zeggen. En wat hij ook geantwoord zou hebben zou vermoedelijk toch niet helemaal tot de president zijn doorgedrongen: die laatste woorden waren geheel naast datgene dat werkelijk in de president omging uitgesproken. Hij genoot van deze ochtend, van deze receptie na zijn redevoering. Oah! wat was hij op dreef geweest. Maar het lag ook aan het publiek. Zijn... zijn response! Vol vertedering dacht de president aan de zaal beneden hem, aan de paar gezichten die hem bijgebleven waren uit de menigte. Hij was er van overtuigd dat hij niets zou zijn zonder zijn toehoorders, zijn volk! Er was iets, na zijn eerste woorden, dat van hen op hem oversloeg en dat maakte dat het ene woord van hem het andere achterna rende, met een steeds groter gemak, als het ware zelf zijn plaats zoekend in de zinnen niet alleen, maar ook feilloos zorgend voor de juiste intonatie, en zelfs voor gebaar en gelaatsexpressie. Ach, kwam daar Indeham niet op hem toe, in gezelschap blijkbaar van een blanke, die hij al meende te hebben gezien in de zaal beneden tijdens zijn rede. Hij hield niet van Indeham, men wist nooit wat men van hem denken moest. - Excellentie, mag ik U voorstellen de heer Funnekotter? - Funnekotter? Een bekende naam, een zeer bekende naam! Bent U soms, als ik vragen mag, familie van de vroegere Directeur-Geneesheer van het ziekenhuis te Cassisawo? - Dat was mijn vader, excellentie. - Uw vader? De president greep Carlos met beide handen bij de rechterarm. | |
[pagina 330]
| |
- Hij leeft toch nog? En maakt hij het goed op het ogenblik? Prettig dat te horen. U moet weten dat ik als pas afgestudeerd arts zes maanden onder Uw vader op het ziekenhuis gewerkt heb. Hij zei altijd tegen mij: Dramakutra, je kunt een heel bekwaam arts worden als je wilt, maar één ding, schei uit met die politiek, want anders kom je geheid in de sloot terecht. Maar een nobel man, Uw vader, goed en rechtvaardig voor zijn ondergeschikten. - Excellentie, de heer Funnekotter brengt een bezoek aan Somalesië in zijn functie van vertegenwoordiger van het Polderlandse internationale instituut voor technische en wetenschappelijke hulpverlening en hij heeft, meen ik, ons land een belangwekkend voorstel te doen, een voorstel dat in het bijzonder Uw persoonlijke belangstelling zal opwekken. Wellicht zoudt U de heer Funnekotter eens in audiëntie kunnen ontvangen om hem gelegenheid te geven zijn plannen te ontvouwen? - Kunt U misschien vast aangeven, eh... waarop Uw voorstellen betrekking hebben? - Op vogeleieren, Excellentie. - Vogeleieren?... Oh kijk, daar zijn nog een paar stoelen, laten we even zitten... Diezelfde middag telegrafeerde Carlos naar Beelerdam: President eierminded stop medewerking plannen verzekerd stop brief volgt. | |
II.Als president Dramakutra en zijn vrouw zich in hun slaapkamer terugtrokken voor de siësta hanteerde mevrouw Dramakutra altijd zelf de flitspuit tegen eventuele zich binnen het muskietengaas van hun bed bevindende muggen, dankbaar voor iedere gelegenheid die haar geboden werd om een sfeer van huiselijk leven in dit immense paleis te handhaven. De president lag daardoor altijd eerder in bed dan zij. Hij hield van dit ogenblik waarop hij met haar praten kon terwijl zij zich verkleedde achter een kamerscherm, onzichtbaar en toch aanwezig. - O, ik maak je mijn complimenten voor het sausje bij het schapenvlees, zei hij, uitblazend, en zijn handen over zijn blote buik vouwend, want tijdens de siësta droeg hij niet meer dan een pyamabroek. Ofschoon zijn vrouw al sinds zijn presidentschap geen enkele bemoeienis meer met de keuken had gehad, genoot zij van | |
[pagina 331]
| |
zulke complimenten, hoewel tegelijkertijd een gevoel van schaamte haar weerhield om er op in te gaan. - Een plezierige ochtend, vond je niet? Wat vond je eigenlijk van mijn speech? - Goed. Ik geloof dat het publiek erg geboeid was. Maar haar woorden klonken niet overtuigend. Er was iets indecents in dit soort vragen te stellen tot iemand die bezig was met zo'n intieme handeling als het zich verkleden. Meer respect voor hun vrouwen, o, wanneer zouden de mannen van Somalesië dat leren? - Geboeid? O mon amour: ik had weer het gevoel met de zaal te kunnen doen wat ik wilde! - Wat dan? - Nou... eh, maar hij werd er zich plotseling van bewust dat de fantasieën met betrekking tot zijn macht over zijn gehoor - bacchanalen, brandstichting, oproer - bij zijn vrouw in slechte aarde zouden vallen. - Weet je wat je had moeten kunnen? Mevrouw Dramakutra legde zich naast haar man in bed. - De mannen laten beloven dat zij nu eens om te beginnen voor een maand hun vrouwen trouw zouden zijn. - O, dear, de een had dus trouw moeten beloven tegenover één vrouw en de ander tegenover vier, wat een discriminatie! Mevrouw Dramakutra zuchtte. - Ach, hadden wij hier ook maar monogamie. - Zoals in het Westen, waar de mannen hun harems op kantoor schijnen te houden? - Misschien toch beter dan prostituées te bezoeken en medeplichtig te zijn aan de handel in minderjarige meisjes. Kriwi zei nog voor ze wegging... - Kriwi! Altijd met je Kriwi! En dat is waar ook, weet je dat Alidinsoepin mij juist vanmorgen vertelde bericht te hebben gehad van onze goede Bhimbamgopal dat Kriwi gewoon een schandaal heeft verwekt in Lausanne door op het internationale congres tot opheffing van gevallen vrouwen een hele verzameling obscene foto's te laten circuleren? Twee Ierse nonnen schijnen bij het zien van de foto's te zijn flauw gevallen. Maar vertel mij eens, heeft Kriwi jou ooit iets van die aard laten zien? - Mij?... Neen, hoezo? - Dat is haar dan geraden ook. Er viel een korte stilte. | |
[pagina 332]
| |
- Weet je wat het voor foto's waren? Gemaakt door onze zedenpolitie hier. Help me onthouden dat ik morgen even de baas van dat spul, hoe heet hij ook maar weer, bij me laat komen, daar zal ik dan nog wel eens een woordje mee wisselen. Enfin, foto's van prostituées, zelfs van homosexuele, gekleed en naakt, van voren en van achteren. Ja, en ook, eh... nou ja, foto's, hele realistische, van paartjes, betrapt in het Heldenpark. - Drama! Maar mevrouw Dramakutra voelde zich toch ook wel een beetje van haar schuld ontlast, zùlke foto's had Kriwi haar echt nooit laten zien. - Zou het nu werkelijk?... Hier tegenover ons paleis? De president lachte hartelijk. - O jee ja, het schijnt een geliefkoosde rendez-vous plaats te zijn, voor de minder kapitaalkrachtigen tenminste. En als je wist op welke manieren ze... Maar met dat al maakt die Kriwi ons land maar weer te schande. En stel je eens voor dat zo'n Indeham er lucht van krijgt - die zal zeker niet onder stoelen of banken steken dat Kriwi de hartsvriendin is van mijn vrouw! - Maar ik kan er toch niets aan doen? - Ha ha! Kan Indeham wat schelen! En je kunt er trouwens best iets aan doen. - Wat dan? - Niet meer omgaan met iemand die vieze plaatjes verzameld en daardoor mij in opspraak brengt. - Het is waar dat Kriwi wel eens eigenaardige dingen heeft, maar ze meent het goed, Drama, en ze doet heel veel voor de vrouwen. - Maar weinig voor het prestige van mijn land! Tegen dit soort argumenten was mevrouw Dramakutra zonder verweer. Het stemde haar verdrietig dat zij haar man, zonder het te willen, in zo'n slechte stemming had gebracht. Zij voelde zich eenzaam, mijlen ver van hem vandaan vooral, die zo dicht naast haar lag. - Drama? - Ja, wat is er? - Slaap je al? - Ja zeker, maar ga verder. - Ons paleis heeft 144 kamers, de 35 voor de gasten niet meegerekend. - Ja, en dan alleen als je de 79 voor ons personeel meetelt. | |
[pagina 333]
| |
- Ik tel eigenlijk vooral die mee en onze eigen kamers. - Welke bedoel je? - Onze eigen, niet die 36 voor jouw kantoorruimte. Wij houden er immers voor ons zelf 29 over. Ik heb bedacht dat we daarvan best 12 kunnen missen en van die 79 kunnen we er ook nog met gemak 30 vrij maken. En er volgde een compleet uitgewerkt plan dat voorzag in de huisvesting van de moeder van de president - een beroemde foto waarop deze laatste, wijdbeens staande en met een brede lach op het gelaat, zijn 88-jarige moeder in de armen droeg was verplicht versieringsmateriaal in alle scholen en openbare gebouwen van Somalesië - de vader en moeder van mevrouw Dramakutra en haar vijf broers en zusters met echtgenoten en 22 kinderen. - Jij hebt het altijd zo druk, Drama, maar ik voel mij echt eenzaam hier en ook voor de kinderen zou het beter zijn als ze wat meer gezelschap hadden. Deze woorden brachten de president in een nadenkende stemming. Vagelijk vermoedde hij dat dit plan mogelijkheden bevatte die hij nog niet ten volle overzag. Maar hij was zich nog niets bewust van die mogelijkheden toen hij antwoordde: - Jouw broers en zusters kunnen toch niet in kamers voor het personeel wonen? - Waarom niet? Zij zullen dolblij zijn vergeleken bij wat ze nu hebben. - Hm, ik geef ze toch liever iets beters. Maar plotseling begonnen de dikke druppels te vallen van een verfrissende regen na een drukkende dag - inspiratie immers is veel meer dat dan iets anders, treft veel minder snel dan vaak wordt geloofd: men wordt er eerder mee verzadigd dan er door getroffen. Enkele ogenblikken van stilte volgden dus voordat de president opmerkte, zo terloops als mogelijk was: - Neen, ik vind dat we die 30 kamers maar van mijn kantoorruimte moeten afhalen. - Maar Drama! - Het moet. - Hoe dan? - Ik heb aan zes kamers meer dan genoeg. De anderen moeten maar worden ondergebracht op de ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken, daar hebben ze toch ruimte te veel. En hoe mevrouw Dramakutra aanvankelijk ook tegenstribbelde, het hielp niets, het dreigde zelfs averechtse resultaten op te leveren | |
[pagina 334]
| |
toen de president het begon te betreuren zelf geen broer of zuster meer te hebben, anders zou hij die zes kamers ook nog... en misschien was dat nu wel een idee voor zijn twee ongetrouwde neven uit Cassisawo. Mevrouw Dramakutra begreep toen dat zij snel capituleren moest, wilde zij tenminste die zes kamers nog als kantoorruimte voor haar man bewaren. Tranen stonden in haar ogen, terwijl zij zijn hand in de hare nam. Hij boog zich over haar heen en kuste haar, maar liet zich weer snel terugglijden op zijn rug. Hij had zijn goede stemming herwonnen, maar hij wilde liever liggen nadenken over zijn plannen en bovendien, wat een middagmaal had hij gehad! Maar president Dramakutra was er de man niet naar in bed veel meer met zulke plannen te doen dan er over dagdromen; eerst als hij ze aan de praktijk kon toetsen zouden ze hun definitieve vorm gaan krijgen, glad en strak en soepel als de huid van zeeleeuwen in het water. De president glimlachte. ‘Een gebrek aan methode maakt hij goed met zijn wonderbaarlijk improvisatievermogen,’ had de beroemde Amerikaanse journalist en radiocommentator Henry Plusfour van hem geschreven. - Zus, want zo heette mevrouw Dramakutra in de familiekring, zag je mij vanmorgen wel praten met Indeham en een blanke? Iemand van een of andere organisatie die steun verleent aan de onderontwikkelde gebieden en die mij kwam vragen wat of ik er van zou denken als zij Somalesië een collectie vogeleieren voor het zoölogisch museum zouden aanbieden. - Wat een vreemd aanbod. - Och, een doodgewoon staaltje van cultuurimperialisme. Ik heb vanmorgen goed overdacht op welke manier wij in hun kaart kunnen spelen door te accepteren, maar ik zie echt niet in wat zij eigenlijk willen. Ik bedacht trouwens dat ik nog alle tijd heb, die collectie is heus morgen nog niet hier, en blijkt mij intussen dat er iets achter zit dat mij niet bevalt dan kan ik nog van alles doen om het hele geval te neutraliseren. Je kunt op alles ja zeggen zolang je nog zeker bent van een uitgang als dat noodzakelijk wordt. Het moet echter gezegd dat de president in werkelijkheid met heel wat minder diplomatieke bijgedachten op het voorstel van Carlos Funnekotter had gereageerd dan bovenstaande woorden doen vermoeden. Terwijl Carlos het voorstel toelichtte was in de president een oude liefde opgebloeid - in zijn studententijd was hij, voordat hij zich voor politiek begon te interesseren, vooral be- | |
[pagina 335]
| |
kend om zijn uitgebreide kennis van de vogels van Somalesië - die bovendien gemakkelijk kon worden gerechtvaardigd door zijn alom bekende overtuiging dat de toekomst van het land afhing van het aantal beoefenaars van de exacte wetenschappen. - Het wordt een van de grootste eiercollecties van de wereld, zei die kerel me. Er schijnen zelfs drie eieren van de quetzal bij te zijn en een er van wordt algemeen als het grootste quetzalei beschouwd tot nu toe bekend. De quetzal is een prachtige rode en groene vogel uit Guatamala, bijzonder schuw, bijzonder lastig te vangen, en daardoor heel veel waard. Maar zeldzamer nog dan de vogel zelf, zijn zijn eieren. Toch is het jammer, dat zij bij al die eieren geen echte quetzal kunnen sturen; ik heb er altijd al zo graag een willen zien. - Misschien, Drama, willen zij wel in de plaats van eieren een collectie levende vogels zenden? - Misschien, maar zuiver wetenschappelijk is natuurlijk een collectie eieren veel belangrijker... maar Zus, je brengt mij al weer op een idee: ik zal die kerel duidelijk maken dat Somalesië die eiercollectie wel wil aanvaarden, als zij ook een collectie vogels zenden. En wat ik dan meteen ga doen is zorgen dat Cotaloes een dierentuin krijgt zoals men op de wereld nog niet gezien heeft! | |
III.De 95 kilo van kolonel Pratiwartal, thans hoofd van de zedenpolitie te Cotaloes, zaten op oncomfortabele manier op het puntje van een grote, met gebloemd cretonne overtrokken fauteuil in de anti-chambre van het paleis. Het was een soort stoel waarop hij nog nooit eerder gezeten had, want het klimaat van Somalesië begunstigt rieten zitplaatsen. Ook had de kolonel nog nooit zo'n groot en dik tapijt ergens op de grond zien liggen, noch ook zo'n houten lambrizering of een zo groot portret ten voeten uit - van de president in de uniform van chief-scout van Somalesië - aanschouwd. Het zij trouwens tot de eer van kolonel Pratiwartal gezegd, want hij behoorde tot de onvervalste helden van de vrijheidsoorlog: als veertienjarige boerenzoon naar de stad getrokken, had hij al spoedig de waarde leren inzien van zijn buitengewone lichaamsgewicht, had - onder de naam ‘Flying Danny’ - een snelle carrière gemaakt als worstelaar, maar was op het hoogtepunt van zijn roem terecht gekomen in de draaikolk van de vrij- | |
[pagina 336]
| |
heidsoorlog. Aanvankelijk had hij nog liefdadigheidswedstrijden georganiseerd, waarvan de opbrengst bestemd was voor de vorming van guerillatroepen, maar uiteindelijk had hij geen weerstand kunnen bieden aan de patriottische neigingen van zijn hart, men zegt ook wel: aan de patriottische influisteringen van de beroemde tempeldanseres en bruid van Çatra, Yonibrandal. Hij had de eed gezworen het haar te laten groeien op zijn glimmende, kaalgeschoren worstelaarsschedel zolang de oorlog duren zou, maar na de oorlog had hij geen reden gezien er àlles weer af te laten scheren; tot kolonel opgeklommen meer door moed dan door bekwaamheid was hij na de vrede, door persoonlijke bemoeienissen van de minister van defensie, die zo spoedig mogelijk zijn leger bevrijden wilde van ongeschoold kader, benoemd tot hoofd van de zedenpolitie te Cotaloes. Het was echter niet alleen de voor hem ongewone inrichting van de presidentiële antichambre die kolonel Pratiwartal in zo'n onbehaaglijke stemming bracht. Wat kon wel de reden zijn van die zo plotselinge oproep van morgen om dezelfde dag nog op het paleis te verschijnen? Neen, het kon alleen maar daarover gaan - de president had er weet van gekregen. Het zweet stond kolonel Pratiwartal op zijn bovenlip terwijl hij nerveus met zijn pet speelde. Maar wat zou men nu met hem van plan zijn? Het was onwaarschijnlijk dat men hem ontboden had om hem op staande voet zijn ontslag te geven; waarschijnlijker was dat hij een scherpe berisping in ontvangst zou moeten nemen, waarbij hem zou worden duidelijk gemaakt dat alleen dank zij zijn heldhaftig verleden als gueriillastrijder... Zou het niet duizendmaal beter zijn meteen zijn ontslag aan te bieden in plaats van die vernedering te ondergaan? Maar wat had hij eigenlijk misdreven; want wat had hij anders kunnen doen? Hij had op dat moment geen uitweg gezien, had er eigenlijk geen ogenblik aan gedacht er een te vinden omdat hij onmiddellijk had geweten dat iedere uitweg ongehoorzaamheid had betekend - want daar kwam het, hoe men het draaide of keerde, op neer. Natuurlijk had hij geweten dat er ergens iets niet in de haak was geweest; maar hij had gedacht het minste van twee kwaden te hebben gekozen. Hij was daar nu, in deze fauteuil, in deze kamer, niet meer zo zeker van. Zijn blik dwaalde onrustig langs de houten lambrizering toen plotseling in die lambrizering met kracht een deur werd opengeduwd - op een plaats waar hij geen moment de aanwezigheid van een deur had vermoed - en de president haastig binnenstapte. | |
[pagina 337]
| |
- Kolonel Pratiwartal? Maar het hoofd van de zedenpolitie te Cotaloes had nauwelijks de tijd de hem uitgestoken hand te drukken en een buiging te maken want de president stond al achter een bureau, waar hij geheel in beslag genomen scheen door het verleggen van een paar boeken. Even later keek hij verbaasd op. - Gaat U zitten, kolonel! Na een sigaret gepresenteerd te hebben en zelf te hebben opgestoken en plaats te hebben genomen merkte hij peinzend op: - President zijn is een zeer verantwoordelijk werk. Hij sloeg zijn ogen op die nu plotseling een woedende uitdrukking kregen terwijl hij de laatste vier woorden herhaalde: - Een zéér verantwoordelijk werk. - Inderdaad, excellentie. Maar kolonel Pratiwartals bevestiging lag misschien vooral in het vriendelijke gegichel dat deze woorden voorafging en besloot. - Niet iedereen is daarvan zo overtuigd als U, kolonel, sommigen zijn van mening dat de president eigenlijk een politieke eunuch zou moeten zijn - dat Çatra ze castreren moge! Wat denkt U van Frankrijk, kolonel? - Het is een land dat koloniale oorlogen voert, excellentie. Waartoe diende deze vraag? Kolonel Pratiwartal had het gevoel volledig in het duister te tasten omtrent de bedoelingen van de president. President Dramakutra was een beetje verstoord door dit antwoord, het was alsof hij een raadseltje had opgegeven, waarvoor men een eenvoudiger oplossing had gevonden dan hij zelf in het hoofd had. - Ja, inderdaad, maar ik bedoel eigenlijk: waarom voert Frankrijk koloniale oorlogen? Omdat het geen vertrouwen in zichzelf heeft en daardoor meent zogenaamd zwakkere volken te kunnen onderdrukken, omdat het decadent is en decadente landen hebben eunuchen als staatshoofden. De Duitsers zijn anders, die werken hard, die zijn zeer wetenschappelijk, die kunnen organiseren en die zijn... oah, en de presidentiële rechterhand, tot een vuist gebald, werd opgeheven om met kracht neer te vallen in zijn linker handpalm, enorm dynamisch! Het volk van Somalesië kan veel van de Duitsers leren. Natuurlijk zijn wij een Oosters volk, en daarom minder grof besnaard dan Westerlingen. Maar ik zou willen dat mijn volk een synthese - - Ja, een synthese, lachte kolonel Pratiwartal de president | |
[pagina 338]
| |
vriendelijk toe, blij een zo bekende klank te horen, want synthese was een van die latijnse woorden die zo waren ingeburgerd tijdens de vrijheidsoorlog dat het was opgenomen in de lijst van de vijfhonderd meest gebruikte woorden in het Somalesisch, opgesteld door Professor Daozamam, en dat als zodanig niet mocht ontbreken in de boekjes voor de laagste klassen van de lagere school. Het was een woord ook dat in vele betekenissen werd gebruikt: ‘een synthetische generaal’ bijvoorbeeld was een generaal die zijn positie dankte aan het feit dat de eigenlijke candidaten elkaar die positie zo hevig hadden betwist dat men uiteindelijk een minder voor de hand liggende figuur had benoemd. - Een synthese zou kunnen vinden waarin de nationale deugden en die van de Duitsers samen gingen en ik vind dat ik, als President, mijn volk in dat streven voor moet gaan. Ik zal mij dus - weer dat opflikkeren van de woede in de ogen van President Dramakutra - met hand en tand verzetten tegen hen die van mij een eunuch willen maken. Hierna sprong hij op en liep enige malen met grote passen - voor zover hem dit althans met zijn te korte benen mogelijk was - de kamer op en neer. Hij maakte hiermee de verwarring waarin kolonel Pratiwartal zich toch al bevond compleet, maar even later - wat een vertrokken gelaat vertoonde het aanbeden staatshoofd - ging die verwarring over in een medelijden zo groot, dat de kolonel zich, zijns ondanks, hoorde stamelen: - U bedoelt toch niet... er is toch niet, excellentie... Er heeft zich toch geen complot tegen U gevormd? - Een complot, kolonel?!... Waar heeft U het over? - Nou... ik dacht... tegen U, lichamelijk om zo te zeggen. Weer een allervriendelijkst gegichel dat in ieder geval de spanning volkomen brak: de president ging weer zitten, een ogenblik totaal van zijn apropos gebracht. Hij bood de kolonel nog een sigaret aan voor hij hervatte: - Wat ik bedoelde te zeggen, kolonel, was dat ik een dynamische opvatting van mijn taak heb, juist uit liefde voor mijn volk. Beschouwt U het dus niet als bemoeizucht als ik U vraag hoe het met Uw werk gaat. Ik zou mij daarvan graag een persoonlijk beeld vormen, wat zijn Uw moeilijkheden, volgens welke principes gaat U te werk, wat zijn de resultaten tot nu toe en wat verwacht U voor de toekomst? Was nu het moment gekomen om te bekennen? Maar kolonel Pratiwartal gaf zijn relaas: de moeilijkheden - er waren té veel | |
[pagina 339]
| |
prostituées; de principes - zoveel mogelijk prostituées voor een paar dagen naar het politiebureau brengen, ze registreren, aan een verhoor onderwerpen, medisch laten onderzoeken, en fotograferen, gekleed en ontkleed, van voren en van achteren; de resultaten - reeds meer dan achtenzestighonderd lichtekooien waren sinds de Vrijheid geregistreerd, helaas beschikte men over onvoldoende middelen om alle zieke personen een medische behandeling te geven, ze werden dus weer losgelaten, maar wel werd op hun kaart aangetekend hoe ziek ze waren; de toekomst - er komen nog meer prostituées. Of er geen zielszorg was? Neen, de zedenpolitie ging strikt objectief te werk. Wel was er een soort officieuze zielszorg, mevrouw Kriwi Slaribal, echtgenote van Dr Slaribal, een hartstochtelijk prostitutiebestrijdster, hield vaak urenlange gesprekken met de opgebrachte slachtoffers om te trachten ze te bekeren tot een deugdzamer leven. Of ze hiervoor betaling kreeg? Neen. Wat of de zedenpolitie van haar dacht? Zij was niet erg gezien, gevreesd enerzijds terwijl er anderzijds ontelbare grapjes op haar gemaakt werden; alleen hij, kolonel Pratiwartal, had waardering voor haar omdat zij het goed meende en vol energie was. Geen van zijn mannen had zoveel voor het werk over en dat terwijl zij toch gesalarieerd waren. Wel moest hij toegeven dat zij in haar ijver wel eens te ver ging, zij deed bijvoorbeeld niets liever dan zelf een overvalwagen besturen wanneer er razzia's gehouden werden, en zij wilde werkelijk overal bij zijn: bij het op heterdaad betrappen, bij de verhoren en bij het maken van de foto's. Hoe of hij er toe gekomen was haar in zijn werk te betrekken? Wel, zij had gezegd dat zij een wetenschappelijke studie wilde maken van het prostitutievraagstuk en ja, zij was tenslotte de vrouw van Dr Slaribal. Er waren wel eens klachten van hogerhand over haar bemoeienissen binnengekomen, maar mevrouw Slaribal schroomde nooit zelf door te dringen tot degenen die hadden geklaagd, waarna zelden meer iets van de klagers vernomen werd. De president lachte hartelijk. - Ja, U zult, en zij natuurlijk ook, wel het een en ander te weten zijn gekomen in de afgelopen maanden, hi hi! Dingen die niet altijd in de krant staan! Kolonel Pratiwartal kleurde diep. - Wij begrijpen elkaar, nous autres hommes zoals de Fransen zeggen. - Excellentie... | |
[pagina 340]
| |
- Kolonel, wat mij wel interesseert, omdat het prestige van ons land er mee gemoeid is, heeft mevrouw Slaribal de beschikking gekregen over afdrukken uit Uw foto-archief? - De beschikking gekregen is... wel... - Wij kunnen dan kort zijn, kolonel. Ik persoonlijk geef U de opdracht er voor zorg te dragen dat mevrouw Slaribal na haar terugkeer uit het buitenland geen dag langer meer met afdrukken uit Uw archief rondloopt, geen dag! En met deze woorden stond de president op ten teken dat hij het onderhoud als geëindigd beschouwde.
Het was reeds vroeg in de middag toen kolonel Pratiwartal in zijn dienstauto naar huis reed, over verlaten boulevards waar langs hier en daar de bestuurders van de fietstaxi's onder bomen sliepen of in groepjes gehurkt bijeen zaten bij venters van fruit en kokosmelk. Op pleinen waar nog geen uur geleden het verkeer minutenlang in de knoop kon zitten hoefde de chauffeur nu geen vaart te minderen, wel was dat tweemaal nodig voor een heilige koe die slaperig over het midden van de weg wandelde. De kantoorgebouwen wit en reusachtig, maar toch eenzaam en onbeholpen. De huizen in de buitenwijken met gesloten jaloezieën voor de ramen en de zonnegordijnen neergelaten voor de glazen deuren. De bananen in de tuinen van de armeren met hun neerhangende, gerafelde bladeren; de volgestouwde kruidenierswinkels waarvan de deuren gegrendeld waren. Stilte en roerloosheid - een stilte, die hier en daar verbroken werd door de bloederige uithangborden - dwars doorsneden van menselijke kaken met felrode, uitstekende tongen - van Chinese tandartsen die hun winkelhuizen hadden afgegrendeld met donkergroene houten luiken. Het was het trieste uur van de siësta, als Cotaloes een bezette stad leek, overgeleverd aan de verlammende tyrannie van de zon. Zelfs van het blauw van de hemel ging geen enkele opwekkende kracht uit, het zag flets tussen de bewegingloze wolken. Het was toch wel bijzonder vreemd eigenlijk dat de president hem niet begrepen had toen hij de eerste maal zijn relaas had gedaan. Hij had niet eens verbaasd opgekeken - hij had gewoonweg niet begrepen, hem enkele ogenblikken aangekeken zoals een kind kan kijken wanneer het wordt ondervraagd naar een begane overtreding. De vernedering om het hele verhaal nog eens over te moeten vertellen! Niet dat de Hoeder na de tweede keer een begrijpender indruk had gemaakt. Maar toen had hij tenminste twee maal | |
[pagina 341]
| |
achter elkaar gevraagd, ofschoon eigenlijk alleen tot zichzelf: - Hadibulbul?... Minister Hadibulbul? En hij had de zool van zijn rechtervoet opgetrokken waardoor het rechterbeen was gaan trillen. Had hij, Pratiwartal, de minister van Financiën al te gauw verraden? Maar het zou toch nauwelijks verschil hebben gemaakt - een poging het slachtoffer te sauveren zou alleen tot resultaat hebben gehad dat hij de naam twee minuten later toch zou hebben moeten prijsgeven. Het was niet helemaal duidelijk wat de president zo uit zijn doen kon hebben gebracht. Hij had geen enkele gelegenheid gehad de Hoeder zijn berouw te tonen of desnoods te vragen om op staande voet ontslag te krijgen - over zijn misdrijf was geen woord gesproken. Hadibulbul! Dat hij een paar uur geleden nog zo tegen de minister van Financiën had opgekeken. En nu opeens iemand die zich in niets meer onderscheidde van al die anderen, die bordelen bezochten - een klein miezerig mannetje met een paar lange haren om zijn kin en bolle ogen met heel veel wit en kleine, beweeglijke pupillen, ogen die op, niet in zijn gezicht stonden; een mannetje dat geen raad had geweten met zijn figuur toen hij op heterdaad was betrapt en die zijn courtisane in veiligheid had gesteld - daarmee hopend het hele geval in de doofpot te houden - door inspecteur Vatnakyan een paar bankbiljetten in handen te duwen. Vatnakyan had niet durven weigeren en hij zelf had de inspecteur na diens bekentenis geen berisping durven geven - men had elkaar begrepen. Zedenpolitie? Ja. Maar stel dat Çatra, die volgens de legende ook niet altijd afkerig was geweest van gewone huizen des vermaaks, vandaag op aarde terug zou keren - neen, geen zedenpolitie voor hem! Nu was Hadibulbul geen Çatra - maar dat was hem eigenlijk pas nu duidelijk geworden, door zijn bekentenis en door het gesprek met de president. Maar de wonderbaarlijke manier waarop de Hoeder zich uiteindelijk had hersteld. Zijn welbespraaktheid en grootmoedigheid! Bordelen bezoeken, ach, het was een man ten slotte te vergeven, nous autres hommes, kolonel... maar natuurlijk, er moest een zedenpolitie zijn, iedere goed georganiseerde moderne staat moest een zedenpolitie hebben die zijn taak ook met de grootste plichtsbetrachting en ernst zou hebben te vervullen, en zonder aanzien des persoons, volstrekt zonder aanzien des persoons! Alleen, men had toch ook rekening te houden met... ja, grotere belangen van het | |
[pagina 342]
| |
vaderland. Kon kolonel Pratiwartal zich indenken wat er gebeurd zou zijn wanneer aan het slippertje van de minister van Financiën ruchtbaarheid zou zijn gegeven? In de eerste plaats zou het buitenland weer een gelegenheid hebben gehad om honende dingen over Somalesië te zeggen. Men kon zich niet voorstellen wat er in het buitenland met zijn zogenaamde persvrijheid voor schandelijke dingen over Somalesië werden geschreven. Waarschijnlijk zelfs hadden sommige de minister van Financiën slecht gezinde politieke partijen uit het geval munt trachtten te slaan. Alles lag in werkelijkheid zo veel ingewikkelder dan niet ingewijden konden vermoeden. Natuurlijk kon dit een volgende maal niet weer zo gebeuren. Dat wilde zeggen, het was misschien toch beter om inderdaad te doen alsof de zaak door de vingers werd gezien en het geld werd aangenomen, maar dan moest hij, kolonel Pratiwartal, onmiddellijk melding van de kwestie maken bij hem, het staatshoofd. En het geld meenemen. Uiteraard was dit alles een geheime afspraak tussen hen beiden, waar niemand, werkelijk niemand, in mocht worden betrokken. Op discrete wijze zou dan de zaak met de schuldigen worden opgenomen en kolonel Pratiwartal zou eens zien hoe gauw het dan afgelopen zou zijn, oah!
- Wij kunnen op elkaar bouwen, nietwaar kolonel! En de Hoeder had beide handen op zijn schouders gelegd en hem daarbij lang, maar glimlachend in de ogen gekeken. Edelmoedigheid! Geen deugd, komend van een zo hoog en machtig man, om door kolonel Pratiwartal met droge ogen te worden weerstaan ... |