Libertinage. Jaargang 5
(1952)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
DagboekbladenGa naar voetnoot*)10 Juli 1958. - Mij om 6 uur lam geschrokken door een hoog, gierend geluid dat ik niet direct kan thuis brengen. In de buurt hoor ik vensters openrukken en iemand schreeuwt: de geallieerden! Suzanne en ik staren elkaar verstomd aan. Zij die ons gisteren nog verzekerden dat zij niet in Holland zouden... Als ik naast Suzanne voor het raam sta, zie ik honderden raketten door de lucht schieten, tegen de hoge blauwe hemel hun witte uitlaatgassen achterlatend, die wel een kwartier lang blijven hangen, als verstijfde bliksemschichten. Sommige raketten ontploffen boven ons dorp, maar als men goed kijkt ontploffen ze niet echt: ze metamorfozeren in grote witte bloemkolen die al spoedig in duizenden witte puntjes in de lucht uiteenvallen. Parachutisten! Boy rent waanzinnig kwijlend en blaffend door het ganse huis. Te denken dat Maupassant zó deed in zijn laatste levensdagen. Toch stel ik Boy op dit moment boven de grote naturalist.
20 Juli. - Voorgesteld aan een mooie zwarte Oekraïnse: Alexandra P. Zij en haar man woonden voor de oorlog vaak in Amerika, waar zij beiden gebukt gingen onder een vreselijke terreur. Toen de oorlog uitbrak besloten zij voorgoed naar hun vaderland terug te keren. Onderweg had een Amerikaanse kolonel hun stiekum over de Rijn willen zetten, en hen beiden achteloos aan bakboord neergezet, elk dichtgenaaid in een kolenzak. Toen daarop de Rhine River M.P. zijn boot had willen controleren, had hij een zak achteloos met zijn voet over boord geschoven en later vergeten die zak weer op te halen. Die zak was haar man. Aan de overkant van de Rijn was zij in de armen van de kolonel gevallen: zijn gebaar had haar helemaal het gevoel gegeven weer thuis te zijn in Rusland. In Nederland heeft de Amerikaan haar echter weer aan haar lot overgelaten en ik moet haar nu aan iemand helpen die haar achter de Russische linies kan brengen. Zij aanbidt McCarthy. McCarthy? ‘Ja,’ zegt ze, ‘om zijn doel te bereiken moet hij ons uitschakelen. Tant pis voor ons. De ware tijdgeest heeft nu eenmaal voor McCarthy gekozen en Marx naar Mme Tussaud verwezen. Overigens zijn er merkwaardige overeenkomsten tussen die twee. Men kan McCarthy niet begrijpen zonder dit van hem te weten: zoals hij zelf in ‘True Confessions’ heeft geschreven, heeft hij zijn hele leven het gevoel gehad in een queue te staan met tientallen, ja, honderden mensen vóór hem. De vraag hoe naar voren te dringen, althans op te vallen, werd | |
[pagina 71]
| |
hem een obsessie. En ik ben er van overtuigd dat ook Marx een soortgelijk gevoel moet hebben gekend. Bakunin, Louis Blanc, Lassalle, Proudhon - dat waren degenen tegen wie Marx in zijn queue ellebogen te kort kwam. Er zijn nog meer gelijkenissen tussen Marx en McCarthy: nee, ik bedoel niet dat de eerste Lassalle even gemakkelijk voor Joodse nikker schold als de laatste Marshall voor verrader, ik bedoel dat beiden zo aandoenlijk lief waren in hun gezin. Droeg Marx zijn vrouw niet op handen en was hij niet een voorbeeldige vader? Nu, ook McCarthy is onmachtig kinderen iets te weigeren, en al is hij niet getrouwd, zijn huiselijke omstandigheden zijn niet minder idyllisch, aangezien hij al jaren bij een echtpaar inwoont, dat hem verafgoodt - zoals je op een foto in ‘Time’ kon zien, waar het zonnige drietal aan de ontbijttafel stond afgebeeld. Kortom, de gelijkenis is zo groot, dat Stalin, die een oud mannetje geworden is, hem voor de re-incarnatie van Marx houdt en er van overtuigd is dat wij de stem van de ware tijdgeest vandaag uit zijn mond vernemen. Als McCarthy ons zo kastijdt moet hij ons wel verschrikkelijk liefhebben, en de zaak van de boeren en arbeiders kan bij hem dus niet anders dan in goede handen zijn, zegt de wijze man uit het Kremlin, die, ofschoon Kaukasier, toch ergens op en top Rus is. Moet je over deze redenering nu zo verbaasd staan? Je hebt toch anders ook niet zoveel moeite gehad de tijdgeest te volgen toen hij ons voorschreef een pact met Hitler aan te gaan? Je hebt werkelijk nog maar een zielig beetje vorderingen gemaakt op het pad dat leidt naar het plekje vanwaar men alle dingen in één oogopslag in groter verband ziet! Dat is jammer voor iemand met zoveel literaire belangstelling als jij, want het zal je begrip voor het McCarthyisme, dat de toonaangevende richting in de moderne Amerikaanse literatuur is geworden, belangrijk in de weg staan. Over het algemeen nemen de McCarthyaanse auteurs het namelijk niet zo nauw met wat ons heilig is: Stalin is in hun romans om beurten een ‘bootlegger’, een marihuanna-handelaar, een ‘slot machine’ gang-leider of de grote strip-teaser. Ongepaste leugens vind je? Maar wat zeggen zulke grote woorden nog? Het is zo gemakkelijk om daarmee klaar te staan! O, wat ben je nog verschrikkelijk groen in de nieuwe stem, want anders zou je weten dat begrijpen, verbanden zien, niet oordelen onze taak is. Als het leugens zijn moet je je dus afvragen waarom die leugens er zijn. En dat zal ik je vertellen: volgens het McCarthyisme is alles goed wat bijdraagt tot versterking van de Amerikaanse mens in zijn strijd tegen ons. Ben ik na het lezen van dit boek nog anti-Stalinistischer dan ik al was? Dat is het criterium waarmee de McCarthyaanse critici ieder Amerikaans boek beoordelen. En aangezien de tijdgeest zich nu eenmaal voor McCarthy heeft uitgesproken, hebben we hier dus niet te maken met leugens, maar met door de tijdgeest gesanctionneerde leugens, wat heel iets anders is. En die haat tegen ons moet voortdurend aangewakkerd blijven, want het is nu eenmaal een eigenschap van het Amerikaanse volkskarakter dat het op de meest onverwachte momenten zijn aartsvijand van gisteren vandaag vergiffenis schenkt, en stel je voor dat dat morgen zou gebeuren ten opzichte van ons: alle moeite en inspanning zouden vergeefs geweest zijn! Maar ik hoef je toch zeker niet meer te vertellen dat je deze literatuur niet met de burgerlijke maatstaven van niveau moet bekijken! Het is | |
[pagina 72]
| |
genoeg te weten dat de McCarthyaanse auteurs tegenover de schurk Stalin bijna altijd wel een vitale, goeddoorvoede Hoppalong Cassidy of een allegevechten-behalve-de-laatste-verliezende Danny Kaye weten te plaatsen. Het is gezonde, vitaliserende literatuur zonder overspannen problematiek, die nooit zijn uitwerking mist. Ik heb zelf meegemaakt dat in Wilmington, Idaho, de boeren na de televisie-bewerking van de roman van Horace L. Bum - waarin Stalin, als volkscommissaris uit Kazakstan, een 17-jarig Amerikaans meisje ontvoert, en zo onverzadigbaar blijkt met zweepje en roede, dat het kind er al maar kwijnender uit gaat zien en tenslotte van louter uitputting de geest geeft - onmiddellijk hun robot-bulldozers opdracht gaven een nieuwe stuwdam aan te leggen in het beekje dat door hun dorp stroomt, dank zij welke stuwdam binnen enkele maanden een nieuw fabriekscomplex voor de vervaardiging van H-bommen kon worden geopend, “in defense of American virginhood”.’ Ik sta er van te kijken. Maar ja, als de Dajak de ruimte om zich heen bezeten ziet door geesten, aan wie hij gehoorzaamheid is verschuldigd, ook als zij vinden dat hij kop moet snellen, zouden wij dan aarzelen om de tijdgeest te gehoorzamen als hij ons zegt in McCarthy te geloven? Wij zouden in ieder geval vast kunnen beginnen met een onbevangen benadering van het verschijnsel McCarthy, daarbij bedenkend dat er al zó veel kwaad over hem wordt gesproken dat het niet nodig lijkt dat allemaal nog eens te herhalen.
10 Augustus. - Y., een Belgisch journalist, die mij komt bezoeken, vertelt dat Gaston Burssens tragisch om het leven gekomen is in de laatste dagen van de Russische bezetting. Hij zou op heterdaad betrapt zijn toen hij met een krijtje in zijn hand voor een schutting stond. Gaston zou zijn meegesleurd naar een Kommandantura, daar ter plaatse veroordeeld zijn tot 25 slagen, uit te delen door een zo juist gearriveerde compagnie Tsjerkessen, wat hem, zei de Belgische journalist, terstond doodgeschrikt zou doen hebben. Ik sta verstomd. Burssens zou ongetwijfeld bang zijn geweest zijn auto kwijt te raken aan de Russen - dat zou één van die fijne, menselijke trekjes van hem hebben uitgemaakt - maar bang voor een paar stokslagen! Nee, ik sta verstomd! Enfin, afwachten maar tot na de oorlog wat hier van waar is. Je kunt nooit weten, sommige Belgen spreken nu eenmaal even gemakkelijk onzin als de nieuwe stemmen hun dialectiek.
11 Augustus. - De gedachte aan die ‘pauvre Gaston’ laat mij niet los. Hij was zo'n bescheiden, intelligent mannetje, vrij van iedere rancune. Hij at geen asperges, noch dronk hij een druppel water. In de liefde had hij het dikwijls zwaar te verduren, maar nooit sneed hij over zijn avonturen op, wèl beklaagde hij zich wel eens over de wrange smaak in zijn mond waarmee hij, als gevolg van die ongemakkelijke affaires, bleef rondlopen. Zo werd hij in de jaren van de Duitse bezetting betoverd door een roodharige dame, wier man in een concentratiekamp zat, maar die niettemin beschermelinge van een Duitse officier was, en Hitler verafgoodde. ‘Om zijn wil te bereiken moet Hitler de Joden uitschakelen. Zijn doel en zijn bedoelingen zijn in deze tijd de enig mogelijke,’ sprak zij. Enfin, nu ik dit opschrijf zie ik wel dat zij een hoog, objectief standpunt innam, maar jammer genoeg niet doortrokken van de ware tijdgeest op dat moment. | |
[pagina 73]
| |
Burssens had maar één tekort: hij is nooit helemaal uit de kluiten gewassen. Zijn gebrek aan vlijt heeft hem belet die eigen overtuiging te scheppen die hem in de Nederlandse letteren tot een vooraanstaande figuur zou hebben gemaakt. Daarom publiceerde hij maar in ‘Podium’ - waar hij geen slecht figuur sloeg naast Hans van Straten, de bekende minor poet - maar eigenlijk heeft hij van zijn vierde jaar af de wens, om niet te zeggen de drang, gehad om een roman te schrijven over du jamais vu, du jamais entendu, senti. Aan deze roman nu, waarvan de titel hem al vanaf zijn twaalfde jaar in het hoofd had gezeten, was Burssens eens begonnen. De derde pagina was klaar. Elke letter daarvan bestond uit een vraagteken of een punt of een punt-komma, dubbele punt of uitroepteken. Bij Joyce las hij toen dat niets moeilijker is dan een dergelijke roman vol te houden, waarop hij prompt de eerste twee bladzijden vergat die hij al vanaf zijn zevende jaar in zich had omgedragen! Het is niet rechtvaardig! Enfin, ik neem mij voor mij over niets meer te verbazen in deze krankzinnige tijd!
H. van Galen Last |
|