Libertinage. Jaargang 4
(1951)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLedigDiepe filosofie
houdt mij al maanden bezig.
'k Heb geen tijd voor melancholie.
Maar voel mij toch altijd ledig.
Zou het zijn dat ook de wijsheid
die men al denkend verwerft,
onderdoet voor het weten der grijsheid,
dat men niet krijgt voor men sterft?
| |
[pagina 95]
| |
De StadDe stad waarin ik leef heeft niets gemeen
met 't vaderland, waarin ik werd geboren.
Eén ding slechts: 'k ben er evenzeer alleen
en voel mij evenzeer als dáár verloren.
Dit is klaarblijkelijk geen grond tot wrok
tegen de sombre huizen, grijze straten,
waarin toch iets mij onweerstaanbaar lokt,
en die ik in mijn hart alleen kan haten.
Sedert mijn jeugd heb ik mij vaak misrekend,
en ik zie nu mijn leven afgetekend
tegen een horizon die mij benauwt:
Maar 'k onderga mijn angst als vanzelfsprekend
in deze stad met torens, smal en koud,
onder een doezelig maanlicht zacht verblekend.
| |
Blijvende zekerheidDe jaren die men jeugd noemt zijn voorbij;
dit onderscheid kan ik al niet meer maken.
Tussen wat is en wat geweest is, waken
weerbarstige geesten, wars van slavernij.
Rustloze prinsen zonder heerschappij,
zijn zij het die mijn vroegst vazalschap wraken
en met onzichtbre hand de celmuur slaken,
waarin mijn lot verliep tot razernij.
Jeugd is voorbij: het is geen woord meer. Rijen
jaren mijns levens zich aaneen tot waar
andren dan ik hun naadrend eind beschreien,
mij deert het niet. Geen traan of wanhoopssnik
delgen die vreemde zekerheid dat ik
door dovend kaarslicht in het duister staar.
Pierre H. Dubois
|
|