Libertinage. Jaargang 3
(1950)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
BruinvisAls ik nabijkom, vliegen meeuwen op
van 't taaie feestmaal dat de zee hun gaf;
een bruinvis, dood en met verminkte kop;
wat leeft op zee, vindt op het strand geen graf.
Een leren staart - misplaatste sikkelmaan -
ligt, zonder snelheid nu, een meter af.
Het leven, watervlug voorbijgegaan,
bespot eerbiedig zelfs zijn eigen graf.
Ben ik niet ook een bruinvis, aangespoeld
op 't oude land? De wintermeeuwen staan,
hun snavels wettend, klaar. Maar onbedoeld
- misplaatst ook hier - schijnt stil een jonge maan,
een woordensikkel, in mijn hart gevoeld
als leven. - Tot ook dat zal over gaan.
F. Splinter
| |
[pagina 23]
| |
Het HaaieneiEen plastic buideltje, aan elke hoek
een stekel, ligt te glimmen, stil, verward
in wat losbandig wier. Een donker hart
moest hierin groeien - tot een snelle vloek.
Mijn vinger deukt het knakkend hulsel van
een dood, die, levend, veler dood zou zijn.
Maar grote gesels blijken dikwijls klein -,
opdat hun eigen storm zich wreken kan.
En wat dan nog? - Dit nodeloze ei,
- bastaard van ridders uit een sterk getij,
de spruit van een bekrompen Noordzee-haai, -
Ik ben het zelf; het leven liefkoost mij,
verward in groene slingers, uiterst fraai
maar uitgespoeld, - en ook míjn schaal is taai.
F. Splinter
| |
[pagina 24]
| |
VloedWitvlammend steigeren, hoog opgericht
de vlakheid overstromen met zijn kracht!
- De zee is gek, vergeet het evenwicht
dat altijd natte desillusies bracht -.
En 't resultaat? Het zand is boos en blaast,
zeer verontwaardigd, belletjes venijn
om de brutaliteit van zo'n verdwaasd
sujet! - Voorbij -, zand mag weer nobel zijn.
Was ik ooit golf? Niet meer; althans geen vloed.
Het loont de moeite niet. Het strand mag droog
en willoos waaien zo het wil, mij goed.
Maar nu ik een mens ben, die verstandig doet,
en 't kerend tijd beschouw met critisch oog,
vraag ik, waarom ik nu nog leven moet -.
F. Splinter
|
|