ze schuift het broekje van haar buik weg. Er lopen dunne adertjes door de witte huid. Paarse streepjes. Het is dus zo. Ze wordt plotseling bang. Met een wit gezichtje staat ze in de deur als de vreemdelingen de trap afgaan en Madame Leca ‘Merci Messieurs!’ achter ze aan roept.
Een lawaaigolf van de straat komt naar binnen als de zware buitendeur open gaat. Gekletter van muildierwagentjes, joelende kinderen, er wordt gezongen. Er is zeker een schip binnen.
Als er een schip binnenkomt, worden Maria's benen helemaal springerig, haar maag wordt ontzaglijk groot van een heerlijk gevoel, dat zich er in uitzet. ‘Dat is je maag niet, dat is je hart’, zei een vriendinnetje. Maar het is je maag wel.
Ze holt dan naar de haven om naar het schip te kijken, dat al in zoveel havens geweest is, en naar de matrozen, die de hele wereld gezien hebben. Ze holt met de andere kinderen achter de ezelwagentjes aan, die de matrozen met hun bagage naar de hotels brengen.
Maar vandaag blijft haar maag heel klein en doet alleen pijn van angst.
‘Wat sta je daar te suffen?’
‘Hoe moet ik het haar ooit vertellen’, denkt Maria.
‘Deze Amerikanen waren heel wat beter dan die kale Engelsen van gistermiddag’. Madame Leca rammelt tevreden met de zak van haar boezelaar.
‘Ik ga even een eindje lopen’, zegt Maria en holt de trap af.
‘Ik wil niet hebben, dat je achter matrozen aan sliert’.
Als ze in het kleine straatje staat, schreeuwt haar moeder's stem weer, nu uit het raam: ‘Maria!’
‘Oui, ma mère’, roept ze omhoog naar het glimmende hoofd in de zon.
De Amerikanen, die nog naar het kleine borstbeeld achter het hek staan te kijken, draaien zich om.
‘Mooi kind. Zou het een verduisterde afstammeling van Napoleon zijn? Ze heeft iets van Madame Mère.’
‘Niet van háár madame mère.’
‘Nee, van dé Madame Mère.
‘Maar alle kappers en kellners hier lijken op Napoleon.’
‘Breng een half pond Madeleines mee, Maria.’
Bij de banketbakker staat Maria lang te wachten voor er iemand komt. Ze wordt steeds ongelukkiger terwijl ze in het halfdonkere winkeltje naar de rose en lichtgroene dozen staat te kijken.
‘Oh God is het nu echt zeker, dat ik een kind moet krijgen?’ Er is maar één manier om God onmiddellijk te laten antwoor-