Libertinage. Jaargang 2
(1949)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Het PortretAan W. Wanneer ik dood ben en de donkren komen,
Geef me 't portret niet mee, dat altijd mij
Ten hoofdeneinde stond en in mijn droomen.
Ik merk er toch niets van. Het is voorbij.
Neen, ik wil niet, dat na de laatste morgen
De beeltenis van dit bemind gelaat,
In een tot molm geworden kist geborgen,
Diep in de muffe grond met mij vergaat.
Doch als ik stervend ben, maar nog niet henen
Dan wil ik 't houden in mijn veege hand.
Mijn laatste denken moet nog zijn doorschenen
Door 't liefste waar het zich aan had verpand.
Want ik berust er in. 'k Heb in mijn streven
Naar iedere andere liefde om niet gehaakt -
Door deze alleen is dit rampzalig leven
Tot onuitsprekelijk geluk gemaakt.
J.C. Bloem
| |
[pagina 162]
| |
Het EindeWat geeft het, of wij hier of elders sterven?
Leven is altijd: naar den dood toe gaan.
De haardgebondenen en die verzwerven
Vinden één graf aan 't eind van hun bestaan.
| |
Het HorlogeNachtstilte en ouderdom. O onwaardeerlijk wonder,
Dat met het stijgen van de snelle jaren vlood:
Naar de secondenwijzer kunnen kijken zonder
Te denken aan het naadren van den zeekren dood.
J.C. Bloem
|
|