Libertinage. Jaargang 2
(1949)– [tijdschrift] Libertinage– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
Openbare brief aan LibertinageGa naar voetnoot1)Mijne Heren, Met grote instemming en diepe voldoening las ik in ‘Het Algemeen Handelsblad’ het verslag van de Enquête-Commissie-Cleveringa inzake het beleid van onze diplomatieke vertegenwoordigers in Spanje, mr C.H.J. Schuller tot Peursum en jhr mr W.E. van Panhuys. Boze tongen onder zgn. Engelandvaarders hadden blijkbaar allerlei giftige achterklap tegen deze achtenswaardige vaderlanders te berde gebracht. Zoiets kon men verwachten van dit soort afgunstige avonturiers, dat er geheel ongevraagd zijn roeping van maakte, bij nacht en ontij langs de weg te zwerven, terwijl behoorlijke Nederlanders rustig thuis zaten. Na een verblijf van luttele jaren in gevangenissen en concentratiekampen waren deze onevenwichtige jongelui moreel reeds zo diep gezonken, dat zij zich niet ontzagen zich in Madrid in het openbaar aan alcoholica te buiten te gaan. Hun onbeschaamdheid ging zelfs zo ver, dat zij de telefoonkabel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van generaal Franco doorsneden. Foei. Ik kan u verzekeren, dat bij ons op de Witte dergelijke afkeurenswaardige handelingen gelukkig niet voorkomen, en kwamen zij wèl voor, dan zouden zij stellig niet worden gepubliceerd. Is het niet volkomen te billijken, dat mijn oude vriend jhr Van Panhuys deze lieden na hun overmoedige tocht door bezet Frankrijk en hun doldrieste klimpartij over de Pyreneeën, de raad gaf zich maar weer ordentelijk bij de Gestapo aan te melden, om naar het rustige vaderland teruggezonden te worden? En toont Zijne Excellentie Minister Stikker niet een juist en verziend staatsmansbeleid, door mijn reeds genoemde vriend en oud-gezantschapsraad te Madrid, jhr Van Panhuys, te benoemen tot consul-generaal der Nederlanden te Berlijn? Bravo! Een dergelijke daad getuigt er van - evenals dat reeds bij de promotie van Baron van Harinxma thoe Slooten tot ambassadeur in België het geval was - dat wij in Nederland na de beunhazerij van al die nieuwlichters en verzetslieden eindelijk weer op de goede weg zijn. En dan, hoe nuttig van de Commissie-Cleveringa, een lans te breken voor de goede, helaas ietwat dove Schuller tot Peursum, die het midden in de oorlog waarachtig al druk genoeg had met het regelmatig bijwonen van de stierengevechten in Madrid. Welk een dwaasheid, om niet te spreken van onkiesheid, deze zwierige persoonlijkheid lastig te vallen met allerlei profane beslommeringen, zoals doorreisvisa naar Portugal en het bezoeken van haveloze gelukszoekers in het concentratiekamp Miranda del Ebro, waar zich bovendien ook nog gevaarlijke misdadige elementen onder bevonden, die al sinds 1937 in Spaanse gevangenschap verkeerden, omdat zij het regiem van generaal Franco bestreden. Het wil mij trouwens voorkomen, dat de taak van H.M.'s Gezant, ook in oorlogstijd van een verhevener niveau dient te blijven, dan het organiseren van een reisvereniging voor gestrande rustverstoorders toelaat. Welk een troost moet het voor mijn oude collega mr Schuller tot Peursum zijn, dat hij na zijn representatieve taak in het Spanje van Franco op zulk | |
[pagina 160]
| |
een éclatante wijze vervuld te hebben, zich thans op zijn nieuwe post in Bogota wederom ongestoord aan zijn geliefkoosde bezigheid, de tauromachie, mag wijden. Laat men toch vooral bedenken, dat de grote in het oog lopende rol, die Nederland telkens opnieuw in de vergadering van de Verenigde Naties vervult, uitsluitend te danken is aan vasthoudendheid, koppigheid en hooghartigheid jegens anderen, geesteskenmerken van de Nederlandse adel bij uitstek, die een oase vormen in deze verworden en vulgaire twintigste eeuw. Wat zou er van ons Insulinde, ja zelfs van ons Nederland terecht komen, wanneer het niet de bloem van de Nederlandse adel was, die nog steeds de scepter zwaait in het departement van Buitenlandse Zaken aan het Plein? Het verheugt mij derhalve, dat zelfs een man van eenvoudige burger-afkomst als Zijne Excellentie Minister Stikker zich zo spoedig bij de oude beproefde gang van zaken heeft weten aan te passen en de continuïteit van de Nederlandse diplomatieke traditie niet verstoort door het experimenteren met ongecultiveerde parvenu's. De geestelijke en stoffelijke baten van zijn tactvol beleid zullen zich dan ook wel zeer spoedig laten bespeuren. U dankend voor de verleende plaatsruimte,
Graaf Gans Nieuwe of Litteraire Sociëteit, Plein, 's-Gravenhage. Tekeningen en vignetten in dit nummer van W.J. Rozendaal. |
|