E.M. Forster
Begin van een ongeschreven roman
‘Kokosnoot, kom mee soldaatje spelen.’
‘Ik kan nie, ik heb het drruk.’
‘Maar je moet. Lion wil dat je mee doet.’
‘Ja, kom mee man’, zei Lionel, die kwam aanlopen met een paar papieren steken en een sjerp. Het was lang, lang geleden. De oorlog had zich zelfs nog niet in zijn koloniale gedaante vertoond, en jongetjes gingen nog stram de dood in, met zoveel kleren aan als ze vinden konden.
‘Ik kan nie, ik heb het drruk’, herhaalde Kokosnoot.
‘Maar man, waar heb je het zo druk mee?’
‘Ik heb sóó veel dingen te doen, man.’
‘Laat hem maar, dan spelen we met elkaar’, zei Olive. ‘We hebben Joan en Noel en Broertje en luitenant Bodkin. Wie wil nou Kokosnoot erbij hebben?’
‘Ach hou je mond! Ik wil het. We moeten hem wel erbij hebben. Hij is de enige die valt als hij doodgemaakt is. Jullie vechten allemaal veel te lang door. Het gevecht vanmorgen was een complete klucht. Dat zei moeder.’
‘Nou goed, ik zal dood gaan.’
‘Dat zeg je van te voren, maar als het er op aan komt doe je het niet. Noel doet het niet. Joan doet het niet. Broertje doet niets goed - hij is natuurlijk ook te klein - en 't is logisch dat luitenant Bodkin zich niet laat vallen. Kom nou, Kokosnoot!’
‘Ik - wil - nie.’
‘Kokosnoot, Kokosnoot, Kokosnoot, Kokosnoot, Kokosnoot, Kokosnoot’, zei Broertje.
Het ventje rolde vrolijk gillend over het dek. Hij vond 't prettig dat deze mooie, aardige kinderen bij hem aandrongen.
‘Ik moet naar de mum, mum, mum gaan kijken’, zei hij.
‘De wat?’
‘De mum mum mum. Ze wonen - o, met een hele troep - in het dunne stuk van het schip.’
‘In de boeg, bedoelt hij’, zei Olive. ‘Kom toch mee, Lion. Hij is hopeloos.’
‘Wat zijn de mum mum mum?’
‘Mum.’ Hij zwaaide rond met zijn armen en zette een paar krijttekens op de planken.