‘Laten we bij de vijver gaan zitten’, stelde hij voor, ‘onder de bomen’. Het was er koel, 'n verademing. Het licht op de gazons trilde en stak. ‘Het is hier luisterrijk!’
Gebruik je die woorden ook al, dacht hij licht verbaasd. Er was een zwembadtaal, waar men de cercle en de adepten van het plaatselijk zwembad, geijkte vrij-plaats, aan herkende.
‘Lommerrijk!’
‘Wat bedoel je?’
‘Dat het hier onder het lommer der bomen lekker is. Het is een woord dat dichters gebruiken. Lees je veel gedichten?’
‘Neen, ik vind ze onbegrijpelijk. Zwaar.’
Het was een teleurstelling die hij even verwerken moest.
Hij zocht vergeefs naar een nieuwe aanloop. Het toeval hielp hem een handje.
‘Hoor het Angelus luiden. Het is al 12 uur.’
‘O ja, jij bent Katholiek.’
‘Jij toch ook?’
‘Ja.’ Ze glimlachten vriendschappelijk tegen elkaar. De band des geloofs stelde haar plotseling in staat te zeggen wat haar al die tijd gehinderd had.
‘Ik vind die muts lelijk! Alle inlanders dragen er een.’
Hij gehoorzaamde, grijnsde en zei: ‘Ik ben er ook een, hoor!’
Ze nam het als een kennisgeving aan, en bleef hem het antwoord schuldig.
Ze had met net gebaar haar rok van achteren opgehaald voor ze op haar broekje ging zitten, en trok hem nu over de knieën.
Hij keek vaag verlangend weg.
‘Ik heb je wel de mis zien dienen’, zei ze.
‘En ik heb je wel te Communie zien gaan.’
De ijver voor het geloof dreef hem er bijna toe te zeggen, dat hij haar in de kerk zeer oneerbiedig vond.
Hij werd er onaangenaam aan herinnerd hoe de jongens over haar spraken.
De uitnemendheid van het Katholieke geloof boven de dwaling, en de feitelijke dwaasheid dier dwaling beaamde ze volkomen. En zover ging alles goed.
Ook St. Franciscus verscheen ten tonele zonder moeilijkheden. Met Augustinus trad de spanning in, die via Erasmus, Humanisme (onlangs in de Geschiedenisles behandeld), slavernij en gelijkheid voor God tot een dreigend stilzwijgen voerde, dat hen beiden benauwde.
Achter hen klonk plotseling luid en driftig sjirpen. De jongen reikte achteruit. Het hield niet op, zelfs niet toen hij het lucifersdoosje openschoof.
Het grote geringde wijfje was in een hoek gedreven door het tweemaal zo kleine mannetje.