met u tegenwoordigheyt te vereeren, ik bidde Heeren van 't geregt mede, datse u van uw werken nootsakelijkheden niet al te lang willen ophouden, want gy wagt al te samen na mijn. Maar ik sie, seyde hy tegen het volk, een Barbier onder u staan, die selve wilde ik nog wel eens spreeken. Men dede den Barbier by hem komen: waar tegen hy seyde: Meester, ik heb dikwils hooren seggen, dat yemandt noyt ader gelaten zijnde, voor d'eerstemaal het hem 't leven doet behouden, ik zweer u, dat ik noyt gelaten ben, kont gy my nu hier van, door 't laten bevrijden, soo sal ik bevinden dat 't seker gaat. De Pastoor seyde, hy behoorde hem nu met andere saken te bekommeren, dan sulke ydelheyt uit te slaan; men dede hier over hem terstont de leer opklimmen, en met 'et regt voortvaren: Nadien dan, seide hy, dese proef my geweygert wordt, so versoek ik, dat men my slegts een pijpjen toebak behandige: wat sou u dat tegenwoordig konnen helpen, seyde de beul; ik heb altijt horen seggen, antwoorde hy, dat de toebak geweldig opdroogt, en om dat ik dese nagt bloots-hooft onder den blauwen hemel sal moeten blijven, so sal ik voorseker dapper met koude sinkingen gequelt worden, agte over sulks, dat den toebak my seer nut