Alles is berispelyk.
EEn oudt Man reedt met zijn Zoontjen na Parijs, sittende beyde op een Ezel, eenige Luyden haar ontmoetende, seyden: Siet dese twee dit arme Beest verdrukken, en over-laden, sy zullen 't voorseker de rugg' in-rijden; d' oude Man kon dit niet verdragen, dede overzulks zijn Soontjen te voet gaan, d' eerste die haar aldus ontmoeten, seyde, of hem desen Man niet voor ons en schaamt, dat hy gemakkelijk ryt, en laat dit Iongsken als een hont na loopen. Dit quelde d' oude man wederom, steeg van den Ezel af, ging te voet, en liet zijn Soontjen daar op rijden: Soo haast ontmoete haar geen volk, of seyden, dit is in de verkeerde Weereld, dat dees oude man met zijn stramme leden te voet gaat, en laat desen jongen bengel op zijn gemak rijden: ik sou hem zijn beenen van jongs op anders doen gewennen. d' Oude man stond hier over verset, dog wilde het nog eens op een ander manier versoeken, en dede de jongen af klimmen, gingen beyde te voet, en dreven den Ezel ledig voort; maar sy wierde van d' eerste die hun tegen quamen, aldus uit-gelagchen: Dese luyden moeten voor-seker niet wijs zijn, dat sy dees sterken Ezel zijn luyigheyt so