deeg en stont, hier over maakten sy al sulken gerugt, dat desen slapende daar van ontwaakte, die d' oogen open doende, en niet met allen siende, riep; zijt gy met de kop gebruyt, dat gy in 't donker met dobbelsteenen speelt? Ia, ja, seyden sy, gy droomt nog, slaap al voort; en hun houdende of sy om hem niet meer dogten, begonden weder voort te spelen, so dat d' ander weder aan 't sluymeren geraakte; de twee, die de maniere van speelen maakten, begonden wederom op nieuw te krakeelen, so datse den slapert ontwaakten, en begeerden dat hy sou oordelen, of een van de teerlingen op een vier, of op een vijf stont, al soose daar over niet eens konden worden: dese ontwaakt zijnde en d' oogen geopent hebbende seyde, hoe duyvel wilje dat ik het u seggen sal, daar ik mijn self, nog niet ter werelt sien kan; ey seyden sy, vrijft de vaak tog ter degen uyt u oogen, en scheyt ons; hy begon te vrijven wat hy vrijven mogt, en riep, doe hy bevondt dat'et niet en hulp, een schelm moet ik sterven so ik een steek kan voor my sien, d' andere hielden hun dapper verbaast, en vraagden hem: maar by uw waarheyt, en kont gy niet sien? neen ik waaragtig niet antwoorde hy, haal hier de kaars eens, sey doe een van twee, 't welk d' ander sig ge-