Van een Spanjaart en een Hond.
YEder weet dat het in Spanjen veel heeter dan in Nederland is, en dat het daar selden vriest, en dan nog so sober, dat het so haast als de Son opkomd, weg is. Seker Spanjaard in Nederland komende, in 't koutste van de Winter, dat het steenen dik vroor, en door een Dorp gaande, daar menigte honden hem na basten, wilde hy om hen af te keeren, een steen op nemen, maar die was so vast aan de aarde gevrosen, dat hy z'er niet af kon krijgen, des hy ongewent zijnde sulks te sien, in zijn Spraak datelijk vinnig uytborst; An que maldera Tierraadendor suelatan los portosy, atan las pedras. Dat is te seggen; Ag! wat vermaledijder Land is dit, daar men de Honden los laat, en de Steenen vast maakt.