was, dog heb mijn begeerte niet konnen verkrijgen, daarom spoeyt u vaardig om tot haar Majesteyt te gaan, dog bereyt altijt u stemme, om dat de Koningin u volkomen mach verstaan, want sy is geheel door een Catarn, welke haar voor de ooren geschooten is, verdooft; 't welk sy aan Marot belooft te doen. So dra was Marot zijn Vrouw niet in 't gesicht van de Koningin gekomen, of begint haar met een opgeheven stem te groeten, haar wenschende voorspoet en een lang leven. De Koninginne wenscht haar het selve met gelijke stemme, versoekt dat sy by haar zal gaan sitten, 't welk sy garen consenteerde; dog is so dra niet omtrent de Coninginne geseten, of openbaart de droefheyt haars herten, van wegen dat de Koninginne door 't schieten van een Catarn so verdooft was. De Koninginne dese woorden hoorende, was grootelijks verwondert over dese woorden, denkende haar doofheit haar hare Majesteyt reden so heeft doen verstaan, begint daarom nog veel harder te roepen dan te voren, seggende, dat haar geen doofheyd en deerde; maar dat haar man haar bekend hadde gemaakt dat sy doof was, en dat sy daarom soo luyde riep. Marots wijf zijn loosheid merkende, segt tegen de Koninginne, dat haar man haar had