wat zijn begeerte was? Marot versoekt dat hy Bybels mag uyt Hollant ontbieden, en deselve aldaar verkopen, belovende zijn Majesteyt in korten tijt een somme gelts, meer als zijn begeerte was te leveren, 't welk hem den Koning toelaat.
Den Biegt-vader, een Iesuit zijnde van den Koning, sulks verstaande spoet hem haastig na zijne mede-broederen, haar dese saake openbarende, hoe den Koning aan Marot toe gelaten had de Kettersche Bybels, uyt Hollant, alhier te verkopen, het welk de Roomsche Religie groote schade soude doen, en vele devote zielen tot de Ketterye soude leyden; besluyten derhalven, na de oorsake hier van, aan den Koning te vragen: by den Koning gekomen zijnde, bidden, dat hy dog niet soude toe-laten de Kettersche (so sy ons noemen) Huys-Bybels in het Lant te brengen, op dat de Apostolische Religie mogt blijven staan? en beloven, so zijn Majesteyt haar sulks belooft, in alle begeerte zijn Majesteyt te voldoen. Marot dese belofte gehoort hebbende, segt: Sire, nu is 't tijt, opdat nu uw' wille, gy sult nu voldaan worden in uw' begeerte. De Koning roept de Supplianten by hem, haar wille sal geschieden, so sy des Konings wil willen doen, wiens wille is een groote somme geltd om zijn solda-