pen Gast, ook eens spreken? niet wel, seyde den Iongen, want hy staat gereed om te eten. Ey, vervolgde hy, mijn Vrient? gaat heen; en segt hem, dat het noodig is dat ik hem terstond spreek, want ik heb yet aan hem te seggen, daar uyt wat voordeels van hem aan vast is, doch de saak kan gantsch geen uytstel lijden. De Iongman liep vaardig, en seyde het zijn Meester, die den Hoveling, hoewel hy de handen al gewassen had om 't Maal te beginnen, deed binnen komen. Hy vindende sig in de zaal, dede aan al de geen die daar waren groote eer bewijsinge, en versogt het Heerschap een woord of twee in 't oor te mogen luysteren: dit toegelaten zijnde, syde hy, Mijn Heer, indien gy lustig zijt: ik kan u terstond tien duysend Kroonen in gereed geld doen winnen. Den rijken slokspek dit hoorende, seyde: dat sou my heel wel dienen: maar is 'er ook eenige zwarigheid in? Neen Heer antwoorde den Hovelink, het bestaat maar alleen in u selfs. Seg my dan, vervolgde den Rijkaart, waar in het bestaat, en wat het is: Mijn Heer seyde hy, dat is van so lang een aassem, dat ik u, die bereyd staat te middagmalen, te lank soude ophouden; maar ik sal, terwijl gy eet,gaan wandelen, en u, als gy gedaan hebt, weder komen aan spre-