| |
De gehoonde Trouw.
CLement Marot vond sig op een tijdt in het geselschap van een deel Hovelingen, onder elkanderen handelende van de nuttigheid, en rampen der Huwelijks, en van de onstanvastigheyd der Vrouwen: dog de bespraakste, van hun allen hielt het daar voor dat de Mannen versettelijker waren dan de Vrouwen, en dat de Trouw veel meer door de Broek, dan door de Doek wiert bedrogen en gehoont. Om dit te bewijsen, brogt hy verscheyde geschiedenissen, soo wel van de oude als nieuwe tijd, te bort: Waar tegens d' andere sig gelijkerhant soo hevig begonnen te kanten, dat hy genootsaakt wierd te zwijgen, en de vlag in te halen, invoe-
| |
| |
gen dat Clement dit siende, dus begon uyt te varen: Mijn Heeren, binnen Nantes woonde voor desen een Edelman, genaamt la Ferte, die Huwde sig aan een jonge Iuffer, die Lucretia gedoopt was, zijnde van aangesigt, leden en zeden so schoon, dat men Helena en Pandora, daar by voor leelik sou uytgekreten hebben. Sy leefden met elkander in sulk een volkomen liefde en eenigheyt, dat 'er geen tijt scheen te verdrieten dan die, die, sy in kussen, kouten en minnelijke omhelsingen niet doorbrochten. Dog het schijnt dat 'er geen dinkt ter wereldt soo volkomen is, of de verandering heeft 'er vat op, 't geen sig ontrent dese Gelieven baarblijkelijk laat sien. Want de Son des geluks had dit heerlijk Huwelijk nog geen jaar bescheenen doen het onweer, dat 'er al te ellendig drukte begost te naderen: Alsma, een Iuffer in de Swarte konst soo wel ervaren, datse voor geen Medea noch Circe behoefde te wijken, wiert op la Ferte so dapper verslingert, datse aller konst en vermogen aanspanden om hem tot de voldoening van 'er onkuische begeerte te brengen, maar hy stont in de Trouw als een onbeweeglijke Rotz. De bevalligheden, giften en schone woorden van de verliefde Alsma, waren gantsch vergeefs; wijl hy,
| |
| |
zijnde van de liefde en getrouwigheyd van zijn eerbare Lucretia genoeg verseeckert, zijn sinnen op geen andere kon setten: Ia, hy soude om haar te behagen, de schoonheyd van den Berg Ida versmaad hebben: doch daardoor kon hy het vuur, dat in het herte van de kuys-sieke Toveres blaakte, niet dooven, noch haar versoek doen staken. Op eenen tijd vond Alsma haar by la Ferte alleen, des sy dus tegens hem uytvoer; La Ferte, hoe ik u van herten liefhebbe, soo moet ik echter uwe getrouwigheyd prijsen, by aldien gy met getrouwigheyd van uwe Huys-vrou word bemint; maar hoe kunt gy u van een dink versekeren, daar van gy noyt proeve genomen hebt? Lucretia komt by niemand, noch wert van niemant besocht, vertrekt u eens een wil tyds, en laat het aan een yder kenbaar worden, so verr' sy dan de rol van Penelope volkomen uytspeelt, en u, sonder brugge over zee, niet naar Hamburg send, soo moogt gy haar getrouw, en u selven ook wel gelukkig achten. Kort, Alsma brocht het soo wijd, dat hy begeerig wiert om te soeken, dat hy noyt wenschte te vinden. Maar, seyde hy; Hoe sal ik gewaar worden of sy haar tot noch toe eerbaar heeft gedragen: Ik sal, antwoorde Alsma, aan u een glas geven, daar
| |
| |
uyt een ontrouwe Vrouw niet kan drinken, sonder al de Wijn die daar in is, te storten, dit sult gy voor en na uw vertrek gebruyken; en alsoo u selven van de waarheydt versekeren; La Ferte liet sig overreden; nam de proef, en bevont Lucretia soo als hy 'er wenschte, 't geen hy terstont aan Alsma met een uytnemende vrolijkheyt boodschapte. Daar op sy hem het vertrek voor een Maant of ses weeken riedt, om daar na te vernemen hoe sy haar gedragen had. Doch hy seyde, dat hem sulcks onmoogelijk was: en al hoewel ik aan haar eerbaarheyt niet twijffel, soo woude ik echter wel besoeken, hoe sy 'er versocht zijnde, houden soude. Wel seyde Alsma, ik sal u een andere weg, door mijn konst en wetenschap wijsen. Tot Nantes had sig een weynig van te vooren, een van de grootste van Vrankrijk een wijl tijts opgehouden, en een groote gemeenschap met la Ferte gemaakt; invoegen dat hy dikwils verwondering in d' over groote schoonheit van d' eerbare Lucretia had gehad: en met minne ontsteken zijnde, verscheyde verlooren stormen op 'er hadt gedaan, hoe wel hy een van d' aansienlijkste en volmaakste Edel-lieden van zijnen tijdt was: hebbende een ouderdom van ontrent 25 jaren, vry en ongehuwt: In de ge-
| |
| |
daante van desen aanlokkelijken Iongeling verscheen la Ferte, voor de konst van Alsma, die hem in die gelegentheyd voor Pagie diende, voor d' oogen van zijn Beminde, die alleenig zijnde, hem met behoorlijke eerbiedingen verwelckomde. Voorts begon la Ferte zijn rol te spelen, en haar met de alderschoonste woorden die hy bedenken kon, aan te gaan aanbiedende haar daar nevens verscheyden Kleynodien van Diamanten, Robijnen, Peerlen, en Goud door Alsma aan hem ten dien eynde gelangt, voorgevende dat dit van seer kleyn een waarde was by het gene dat sy hem te wil zijnde, soude genieten. Stellende daar by de goede gelegentheyt, door het uyt-zijn van haar Man, en zijn langduerigie liefde, ten minsten eenige vergeldinge waardig was. Dese bedriegelijke woorden konden in 't eerste op haar niet vatten, maar vestende 't gesigt te seer op de glans van de edel Gesteenten, en het flikkerende Goud, soo begon sy van voornemen te veranderen, seggende met weynig woorden, dat sy 't wel doen sou by aldien hy aan haar wilde versekeren, dat het by haar beyden verborgen soude blijven. Geen Zegelrink gink oyt so diep in 't Was als dese woorden in het herte van la Ferte. Dog in een selfde oogenblik veranderde hy, door de
| |
| |
konst van Alsma, in zijn eygen gedaante. Lucretia siende dat sy haar voor d' oogen van haar man soo bijster had misgreepen, was niet minder ontstelt dan hy; niet wetende wat in desen stont te doen. De tranen biggelde uit d' ogen die sy van schaamte gedurig naar d' aarde sloeg, over haar besturven wangen. La Ferte een weynig bedaart zijnde, voer dus tegens haar uyt; Wel Lucretia! soud gy my dus verraden, en u schoot, voor een weynig gout, en een deel ydele woorden aan een ander verkoopen, dat had ik op u nimmermeer vertrouwt. Sy bleef als opgetogen staan sonder een eenig woort te antwoorden, niet soo seer door schaamte als wel door spijt over het ongelijk dat haar door de nieuwsgierigheyd van 'er Man was aangedaan. Waar door sy ook met sulk een haat, en Vyantschap, tegens hem wiert ontsteeken: dat sy haar slag waarnemende, van hem tot den Edelman, wiens gestalte hy om haar te verleyden had aangenomen, is gevlugt, daar sy soo wel wiert ontfangen, dat la Ferte noyt eenig deel aan haar mogt hebben, invoegen dat hy, overdenkende zijn dwaasheyd, zijn leven in een groote quellinge versleet, en met een onversoenlijke gramschap tegens Alsma ontstak, die dit ook aan 't herte ging, datse daar van na
| |
| |
Nantes vertrok, sonder dat men oyt hoorde waar sy gebleven is. Waar mee ik UE. voldaan, en genoegsaam heb bewesen, dat het houwelijk meerder en eerder door de Mannen dan door de Vrouwen word gehoond. Elk hield sig voldaan; des voer den Tijd-verdrijver, na dat hy wat moets gemaakt hadde, voort, en verhaalde met een sonderlingen aardigheyd, de vermakelijke klucht van.
|
|