De Hoofsche Oorlogs-Trom.
EEen van de grootste van Vrankryk, dog op verr' na geen van de verstandigste, voegde gewoonlyk aan des Koninks zyde, en tergde het geduld van syn gehoor met een ontelbaar getal van laffe en ongesoute woorden: de Majesteyt wilde, hoewel hy daar van walgde d' agtbaarheyd van dese redenaar niet met voeten treden schoon hy wel gaarn sou gesien hebben, dat een ander hem een weynig mostaart op de tong had gesmeert. Clement die hier in vaardig was, dit merkende, loerde niet dan op gelegentheyd die hy binnen weynig dagen vont; want siende de Konnink in 't geselschap van een der Prince van den bloede, benevens desen Ratelaar, op de hof plaats wandelen, soo geboot hy terstont aan eenige van de Lyf-wagt hem te volgen: voorts greep hy een Hellebaart in de vuyst, en moedig, als een ervaren Hooftman, (gevolgt van een deel onvertsaagde Krygslieden) in dese gestalte voor de Majesteyt, vragende met een gefronste trony waar het te doen was, en onder wat vaandel hy hem met syn by-hebbende magt soude voegen. Den Konink geliet sig nergens