storven. Den Edelman, en de Dieve leyders, waren dit hoorende, soo benauwt, datse niet gauw genoeg uyt 'er huys wisten te komen. Soo haast quam de Edelman niet in zijn woning, of hy nam, van overgeve boosheyt, zijn Boek, daar in al de reekeningen, die hy met den Bedrieger had, in stonden, en scheurde het Blad daar uyt, en smeet het op het vuer. De waart verresen zijnde, toefde niet lang, maar droeg al het zijne daar uyt, en vertrok met zijn wijf in een ander wooning, meer als een half mijl daar van daan; sulks dat den Edelman, die de Waart voor doodt agtede, niet wist waar de Vrouw gebleven was. Ontrent een jaar hier na, komt den Edelman den Bedrieger, die zijn een oog toe hielt, en al stijf deur gink, tegen. Den Edelman keek hem na, denkende by hem selven, hadde die Carel soo wel twee oogen, als een, ik soude wel durven zweren, dat het mijn overleefde schuldenaar was: en dat hy van den doot verresen zijnde, hier quam woonen om my te voldoen. Eenige weeken hier na quam den Edelman hem so onverwacht tegen, dat hy zijn oog vergaat toe te doen: dies hy hem terstondt kennende; dus uyt voer: O gy schalk! gaat gy hier nog langs de straat, en ik meende, dat gy lang doodt, en be-