Zyn Majesteyt tusschen twee Ezels.
CLement Marot, siende de Majesteyd van Vrankrijk op de Hofplaats, tusschen den Hartog van Guyse en Duc de Nevres wandelen, voegde sig in zijn hembt in een van de bovenste Kamer-vensters. De Konink had dit soo haast niet gemerkt, of hy seyde tegens de Princen; Sie daar den Sot, hy heeft gewis weer yets voor om op onse rekening te stellen: en daar mede voegt de Majesteyd sig met zijn gevolg na de Gallerye, kloppende Clement op den schouder, die sig, na lang aanstoten, gelied of hy uyt een seer diepe slaap ontwaakte; daar op den Konink vraagde, Clement, hoe dus? Terstond gaf de potsemaker tot antwoord: Alder-doorlugtigste, ik was daar aan het slapen, en het dromen geraakt. Daar op Duc de Guise seyde, wel Marot, wat droomde gy dog wonderlijk? datelijk voer hy daar op dus uyt; niet anders, dan dat ik de Majesteyd tusschen twee groote, Ezels op de Hof-plaats, sag wandelen. Den Konink begon te lagchen, dog de Princen