Wonderlyke straf aan den vermaarden Clement Marot.
SO haast had de Majesteyd van Vrankrijk de Gereformeerde Godsdienst niet verlaten, en die van de Roomsgesinde aangenomen, of de Papen en Monnikken begonnen haar ooren dapper op te steken, het geen sommige lieden te bijster speet, en verscheyde schemp-schriften veroorsaakte; daar onder de geestige Rijmen van den vermakelijke Marot wel de vinnigste waren, dewijl hy een aarts vyand van kappen en geschoren kruynen was! invoegen, dat den Konink, zijnde zyn bysondere gunstgenoot, sig ten geval der Geestelijke, om niet van kettery beschuldigt te worden, hem zijn vyand moest veinsen te zijn; gedoogende dat Clement niet alleen gebannen, maar ook dat zyn Beeld binnen Parys in het openbaar wierde verbrand: ontrend de tyd van dit bedryf leed den geslepen gast, op de Switserse gebergte, meerder koude dan hy gewent was uyt te staan; des hy het navolgende aan de Majesteit schreef: je n' avois jamais plus tes-