naamste van de stadt, daar ginget als het voor de Domkerke had gedaan: Ende hy zijn rol oversiende, daar op meer als drie hondert namen telde. Eyndelijk komt hy regt op den middag ten hoof tot voor den Disch van zijne Hoogheyt, speelende daar den ellendige soo geestig, en volmaakt, dat 'er niet een hooveling was die geen deernis met hem hadt, en yder voor een Medecijn meester verstrekte: ja den Hartog, sonder op eenig bedrog te denken, volgt het spoor van al de rest, seggende; Mijn lieve Jonnel, het deert my dat gy dus geplaagt, en nog meer, dat gy dus kleynhertig zijt. Gaat heen, en neemt dat en dat, en doet soo en soo, ik versekert u, dat, gy binnen een uur tijds van dat euvel verlost sult zijn. Soo haast hadde zijn Hoogheyt niet uyt, of Jonnel, hebbende hen so dankbaar als zijn gesteltheydt toeliet, betoont; voegde sig terstont na zijn huys; stellende al de Medecijns, die hunne raadt aan hem hadden mede gedeelt, op een papier in 't net, en den Hartog boven aan. Drie dagen hier na voegde hy sig, volgens zijn oude gewoonte, wederom by zijn Hoogheyt, seggende; hoewel uwe Hoogheyt my voor Sot oordeelde, doen ik seyde dat 'er meer Doctoren dan andere Konstenaren, Kooplieden of Ambagts-lieden