't Leven en Bedryf van Clement Marot
(1768-1794?)–Anoniem Leven en Bedryf van Clement Marot, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 38]
| |
daan; waar over hy binnen Constantinopolen gevangen, en ter dood veroordeelt wiert. Soo haast had hy d' ellendige bootschap van zyn sterven niet ontfangen of hy, zijnde een seer losen Vos, seyde: Ik heb hier in mijn gevankenis een vont bedogt, die den grooten Heer seer aangenaam soude zijn, so ik het leven mag behouden. Terstont wiert hem gevraagt, wat het was dat hy voor had? Den Keyser, seyde hy, heeft een Elefant, die wonder schoon en dapper verstandig is, dit Beest weet ik de menschelijke sprak te leeren. Dit was den grooten Heer so haast niet voorgestelt, of hy ontsloeg hem van zijn gevankenisse, op voorwaarde, dat hy 't geseyde volbrengen, of anders een veel strenger dood sterven soude. Den Edelman eyschte, dewijl het een groot Beest was, veel jaren tijds: dog op tien jaren wierdt het verdrag gemaakt, mits dat den Keyser al de noodtsaakelijkheden moeste bekostigen. Nu dat'er een maand of twee verstreken was, so quamen 'er eenige van zijn Vrienden by hem seggende: dat hy een sotte daad had aangevangen, en noyt tot het gewescht eynde soude komen. Terstont geeft hy hen tot antwoord: Mijn lieve Vrienden, zijt (dat bidde ik u) van niets bekommert, want ik heb alreede thien jaren levens gewon- | |
[pagina 39]
| |
nen, en in die tijt, dat verseker ik u, sal den Keyser, of ik, of den Elefant, gewis den geest geven. Het geen ook waaragtig wiert bevonden; want het jaar was nog niet uyt, of den Elefant sturf, en den Edelman behield het leven. Dit geviel den Konink soo wel, dat hy voort vertelde. |
|