't Leven en Bedryf van Clement Marot
(1768-1794?)–Anoniem Leven en Bedryf van Clement Marot, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 37]
| |
gen met Degens in het midden van de nagt, elkander soo te keer gingen, dat'er een deel na by voor doot wierden geoordeelt. Des anderen daags onboot de Opperschout een Schoenmaker, voor wiens deur het spel begonnen en geeyndigt was, op dat hy van de saak met Eede soude getuygen: Maar soo haast had men hem de vingeren niet doen opsteken, of hy seyde; Mijn Heeren, ik stak, doen het gevegt aangink, mijn hooft buyten het venster, om niet te hooren: ik liet mijn glas-raam wijt open staan om niet te sien, en ik gink, soo haast de degens opgesteken waren, na het bedt; al het welk in der waarheyt sig so heeft toegedragen: kan ik de Heeren, met dit te be-edigen, eenige dienst doen, ik ben willig en bereyt. De Schout seyde tegens de Geheym-schrijver: schrijft, hy heeft niet gesien, maar gink doen het gevegt gestilt was, gerust leggen slapen. |
|