't Leven en Bedryf van Clement Marot
(1768-1794?)–Anoniem Leven en Bedryf van Clement Marot, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
geloopen, en met veel vrijsters en vrouwvolk verkeert, begaf sig, zijnde dit leven zadt, met een brave Tasch in 't huwelijk, ook wijl 'er nog van d' oude ranken in zijn kruyn staken, soo noodigde hy op den tweeden dag van zijn Bruyloft, al zijn oude vrijsters en wijven: dese, nieus-gierig zijnde om te sien hoe hy hem in dese staat droeg, en wat voor een hy gekregen had, lieten niet na om te komen, brengende elk iets tot vereringe in zijn Huisraat, voor welke deugt hy haar, na 't maal zeer beleefdelijk bedankte, gelijk hy ook dede voor al de vryigheid die hy by haar-lieden had genooten; voegde daar by, dat hy nu genootsaakt was dat geselchap wat minder dan voor dese te gebruyken, benevens meer andere redenen, die het scheyden veroorsaakt te uyten. Soo haast waren de Venus-diertjes niet vertrokken, of zijn Huysvrouw, zijnde over de geschenken verblijdt, voer met een vriendelijk wesen dus tegen hem uyt: Alderliefste, wat zijn het dog voor Juffers en vrijsters geweest, die ons met al desen huysraat hebben beschonken? Het zijn, seyde hy, al te samen goede Kornuytjes, en sulke diertjes, daar van ik Vryer zijnde, al te mets een vrientschap heb genoten. Wel vervolgde Vrouw, ik ben niet wel vernoegt dat | |
[pagina 26]
| |
gy my dit niet eerder hebt gesegt, hadje dat gedaan, ik sou al de mans en vryers, daar van ik wel eer vrientschap heb genooten, daar by genodigt hebben; en gelooft vryelijk dat ik wel eens soo veel van de mijne, dan gy van de uwe hebt genooten, soude gekregen hebben. De Man dit hoorende, sag haar met scheele ogen aan; dog dorst egter niet een woort spreken. Dese vertellinge behaagde den Konink soo wel, dat hy daarom wel hartig begon te lagchen. |
|