't Leven en Bedryf van Clement Marot
(1768-1794?)–Anoniem Leven en Bedryf van Clement Marot, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 23]
| |
aan eenige van zijn Stal-knegts, datse alle de Paarden van Marot, zijnde vier in 't getal de staarten souden af-snijden; het welk (na by) soo haast gedaan, als gebooden was. Des anderen daags soude Clement met den Koning uytrijden; des hy in de stal gekomen zijnde, sag wat'er geschiet was, wel wetende waar van daan hem dit quam: des hy sig, hoe qualijk zijn gemoet gestelt was, even vrolijk aanstelde, en wel hertig begon te lagchen: denkende dat hy sulks, by gelegentheyt, aan den Koning wel soude vergelden; gelijk hy ook op de navolgende wijse deed: hy liet des Konings beste Paarden (door de Stal-knegts) nevens de zijne stallen; dog de zijne met het hooft, en des Konings met het gat na de kribbe, gevende terstont aan zijn knegt bevel, dat hy des Konings Paarden de lippen soo wat soude op-spitten, dat men de tanden kon sien. Dit was so haast niet gedaan, of hy voegde sig by zijn Majesteyt, seggende: Sire, zijt gy belust om een wonder te sien, dat gy noyt gesien hebt, soo volgt my. Den Koning vraagde wat dat was? het zijn, seyde Marot, Paarden, die op uwe stal staan en lagchen, dat men de tanden, als die van de grimmende Apen, siet blinken. Soo haast hadden de Grooten, die by den Ko- | |
[pagina 24]
| |
nink waren, die niet gehoort, of sy baden de Majesteyt dat hy soude heen gaan, en dese klugt besien, gelijk hy dan ook deed: maar in de stal gekomen zijnde, so sag hy dat zijn Paarden stonden en likten 't bloed van haar gespleten lippen, des hy verbaast stondt en keek; dog Marot sprak hem met een vrolijke mont, dus aan: siet Sire, heb ik de waarheyt niet gesegt, dat uw' Paarden staan en lagchen dat men haar tanden siet blinken? en dit geschiet niet dan uyt schimp, om mijn Paarden over haar staarteloosheydt te beschamen. De Majesteyt keerende zijn aangesigt na de Heeren, die het spel nevens hem aansagen, seyde, Jesuis baye. Ik ben betaalt, en begon eyndelijk hartig te lagchen, gebiedende de Paarden te verbinden, hoedende sig daar na van aan Marot eenige pots te speelen. |
|