Aardig Antwoord van een Edelman aan een Juffer.
EEn Edelman wandelende, dikwils voor-by de deur van een Juffer van zijn kennis, die soo moedig was, datse hoe feestelijk hy haar ook grote, niet eens wilde neygen; des hy op een tijt dus tegen haar uytvoer; Me-Juffer 't is aan u persoon wel te sien, dat de schoonste Juffers ook de hoogmoedigste zijn. Terstont schelt zy hem hier over, met een spiste tonge voor een Geytenbaart; dog hy niet flinx zijnde, zeyde, met een bysonder aardigheyd: Me-Juffer, ik weet soo gewis dat ik geen Geyt ben, als ik gewis weet, dat ik, als ik aan u quam te Houwen, tot een Bok soude herschapen worden.
EEn jonge juffer wonende binnen Lions, had haar selven (schoonse met eeren Bruynetje mogte genaamt worden) van 't hooft tot de voeten in 't wit gekleet. In dese gestalte quam sy by een van haar gespeeltjens vraagende aan een van deselve, hoe haar dit spier witte kleet behaagde, terstont begon d' ander te lagchen, seggende, al mees-muy-