Lieve Man, waarom verwyt gy my het verlies van myne Maagdom, daar gy zelfs het eene Oog syt quyt geworden. Wel Liefste, seyde hy, die schade heb ik van myne Vyanden bekomen. So quaat, vervolgt zy is het met my nooit toe-gegaan, want myn Maagdom ben ik door hulp van een goedt Vrient quyt geworden, derhalven sal het verlies van uw' een oog aan my, in ons Huwelik, op een dag meer schade konnen veroorsaken, dan dat van myn Maagdom aan u in een gantsch Jaar; want de Maagdom groeyt weer aan, maar het gesigt nimmermeer.