Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers
(1682)–Anoniem Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers– Auteursrechtvrij
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
Soo seg ik Cloris is van Goden aart,
Maar als ik wreede proev uw straffe sinnen,
Waar van ik immer heb soo veel geleen,
En dien men eewig egter moet beminnen
Soo seg ik weder met de grootste reen
Misleyde oogen!
Gy waart bedrogen.
Geen van de Goden heeft een hert van steen.
En nu dat uw mishaagt mijn trou, en leven
Als gy my uit uw hemel dus verstoot,
Soo ist ook beter dat ik my begeve
Eenmaal uyt 't leven, en na Charons boot;
Dan dat ick sterve
Soo menigwerve
En duysentmaal de alderwreedste doot.
| |
[pagina 15]
| |
Daar sal ik enden al mijn pijn en lijden
Vrywillig voor uw goddelijck autaar,
Dit sal my nog in mijne doot verblijden
Wanneer ik sterve sal uw Martelaar
Maar Moorderesse!
Onthout mijn lesse
De reek'ning voor de Goden valt uw swaar.
|
|