Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers
(1682)–Anoniem Lente-bloemtjes geworpen in de schoot van aangename juffers– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
Soet Volkje, dat de Min
(Als hy ons wildoen lyen)
Verstrekt tot batteryen,
Van waar hy sonder slag, of stoot onshert neemtin,
Soet Volkje van de Min.
De pijn die 'k ly, en lee
Kan een van uw wel stillen,
Wanneerse slegts soud willen
Met een verliefde lonk, of 't alderuyterst twee,
De pijn die 'k ly en lee.
Schoon wy hier sijn misdeelt
Van soete nagtegalen,
Gy kunt die scha betalen,
Met een vergode tong, die siel, en ooren streelt.
Schoon wy hier sijn misdeelt.
Ik heb volbragt uw wit.
Ontsluyt dan ook uw lipjes,
| |
[pagina 7]
| |
Op welker malse tipjes
De quint' essentij van ambroos, en nectar sit.
Ik heb volbragt uw wit.
Hef gulle keeltjes op,
Als lekkre honingbietjes
Doorlees doorproev dees liedjes,
En sing uw' buykjes vol, uyt onvermoeyden krop
Hef gulle keeltjes op.
DEs Operaas singen is seggen,
Als men 't by 't uwe gelijkt, Sy mag'er de
broek wel by leggen, Want, want, want, gy
| |
[pagina 8]
| |
alle de loef af-strijkt.
Komt Engeltjes toonje dan lustig
Queel eens te deeg uyt het hert,
Wees weelderig lustig, en rustig
Eer, eer, eer, het uw verboden wert.
Geef nu eens de sak aen de wijsheit,
Lieve wat soet is'er aan
Aan alle die neuswijse vijsheyt,
O, O, O, dit kan niet u maagdom schaan.
Wat b'hoeven jou sinnen te malen
Op vele saken van Staat,
Of d'Actien rijsen, of dalen
Of, of, of, hoe het de Paus al gaat.
| |
[pagina 9]
| |
Men pluk het Bloemtjen, eer het treurig ga ver-
leppen, 't Geeft aan een Maagt dees leer, Dat
sy haar dient te reppen, de Jaartjes onder-
scheppen Haar en 't geen de schoonheyt gaf, Met de
Jeugt en vreugt met eenen Gaat de tijt haast rekken
hene, En men mag, als men is na by het graf, Niet
| |
[pagina 10]
| |
weer van meta af, Als men is na by het
graf, niet weer van meta af.
Het roomtje van uw tijt,
Dat nu soo vet, en soet is,
Eer gy de lust raakt quijt
Orber terwijl het goed is
Soo d'er ymand van uw vroed is
Maak'er jonge kaasjes van,
Als het eens quam te vergooren
Soud het niemand meer bekooren,
't Worde dan, 't worde dan,
Het worde dan,
| |
[pagina 11]
| |
Gekerrent door een man.
Als eens de roose-kleur,
Uw' verwen sijn verschoten
Met al haar glans, en fleur
Van niemant oyt genoten;
Als gy niet meer op uw' kooten
Sult soo fris, en moedig gaan,
Sal men uw wel kunnen derven,
Niemand sal om uw dan sterven
In getraan, in getraan
Laat uw dan raan
Eer die dingen sijn gedaan.
Wilt eenmaal opt request
Der minnaars fiat schrijven,
Wagt niet opt alderlest
Gy mogt dan sitten blijven
| |
[pagina 12]
| |
Wilt uw en ons gerijven;
Ik sal dan met hert, en pen
Ook gedurende de dagen
Mijner lente, willig dragen
Uw lievrey, uw lievrey,
Dewijl ick ben
Uw
Dienaar
eNne eN..
|
|