De Leiegouw. Jaargang 16
(1974)– [tijdschrift] Leiegouw, De–
[pagina 381]
| ||||
KroniekDe restauratie van de Gravenkapel in Kortrijk.In de nacht van 21 juli 1944 werd deze beroemde kapel, samen met de kapittelkerk van O.-L.-Vrouw in Kortrijk, door een luchtbombardement zwaar gehavend. De mooie brandramen, destijds gemaakt door Baron Bethune, werden samen met de stijlen waarin ze staken, stukgeslagen. Ook de schilderijen die de forestiers van Harelbeke en de graven van Vlaanderen verbeelden, werden zwaar geschonden. Sommige hadden reeds veel schade opgelopen door de vochtigheid van sommige muren. Thans is de kapel hersteld en - naar het getuigenis van menig kunstliefhebber - de restauratie heeft ze mooier gemaakt dan tevoren. Door de aannemers Vandekerckhove uit Ingelmunster, aan wie de herstelling van de kerk werd toevertrouwd, kwamen de nieuwe stijlen tot stand. Ze werden gehouwen uit het bekende, mooie Franse steen van Massengis. Nieuwe glasramen, figuratieve en niet-figuratieve, werden door de bekende glazenier Michel Martens van Sint-Andries (Brugge) vervaardigd. De figuratieve van het koor verbeelden de H. Katharina, aan wie de kapel is toegewijd. Aan haar voeten knielen graaf Lodewijk van Male, de stichter van de kapel (geboren op Sint-Katherinadag, 29 november 1330) en zijn gemalin, Margareta van Brabant. Tussen beiden staat hun dochter Margareta van Male, die in 1369 gehuwd was met de hertog van Boergondië, Filips de Stoute. Links van dit venster staat de H. Andreas, de patroon van het hertogelijke huis van Boergondië. Onderaan wordt de dodelijke val verbeeld van hertogin Maria van Boergondië. Rechts staat Sint-Pieter, de patroon van de dynastie van Vlaanderen. Onderaan deelt de H. Graaf Karel de Goede aalmoezen uit aan de armen. De grote brandramen van de zuiderzijde van de kapel verhalen de legendarische geschiedenis van het graafschap Vlaanderen. Het laatste venster verbeeldt graaf Lodewijk, te paard gezeten. Bovenaan bemerkt men een schets van het inwendige van de kerk (met triforium), de torens van de kollegiale, van de Sint-Maartenskerk en van de voormalige halle, het halletorentje. De polychromie van de ribben en pijlers, die uit de 19de eeuw dateert en aan de kapel een tamelijk duister uitzicht gaf, werd weggenomen. Zo kwam het prachtige, wit-gele Balegemse steen weer aan het licht. Zo heeft de kapel een veel helderder en slanker uitzicht gekregen. De basissen van de pijlers of schalken behouden de oorspronkelijke zachte paarse kleur. De sluitstenen van het gewelf, die versierd waren met het wapen van de Vlaamse dynastie, de zwarte leeuw op gouden veld, werden in schitterende kleuren hersteld. Een grote opgave was de restauratie van de gravenportretten in de spitsboognissen, die drie kanten van de kapei versieren. Het werk werd toevertrouwd aan een bekende Italiaanse kunstenares, gespecializeerd in het herstellen van muurschilderingen, mevrouw Livia Canestraro, gehuwd met de Vlaamse beeldhouwer en kunstschilder Stefaan Depuydt. Het artiestenpaar woont in Varsenare, bij Brugge. In hun taak werden ze geholpen door een andere specialist, Placido Scandurra. Deze was belast met het herstellen van het gipswerk, waarop de portretten geschilderd zijn, en dat op menige plaats loshing. Dit was ongetwijfeld een delikaat werk, dat op een behendige wijze | ||||
[pagina 382]
| ||||
Fragmenten van de portretten van graaf Boudewijn IX en Ferrand van Portugal en gravin Joanna, ± 1374 geschilderd door Jan van der Asselt. Gekleurde schetsen werden door C. Tulpinck gemaakt, toen deze oorspronkelijke portretten ontdekt werden bij de restauratie van de gravenkapel ± 1870.
| ||||
[pagina 383]
| ||||
werd uitgevoerd. Het is bekend, dat toen men in 1858 het witsel, dat de schilderijen bedekte en verborg, wegnam, vastgesteld werd dat de meeste portretten verdwenen waren, namelijk die van de forestiers en van de eerste graven. Van sommige andere portretten werden slechts enkele delen teruggevonden. De laatste waren nagenoeg ongeschonden gebleven. De reeks portretten hield op met dat van koning Karel VI van Spanje. Het schilderen van de verdwenen portretten en de restauratie van de gehavende werd destijds toevertrouwd aan de schilder J.B. Van der Plaetsen (1837-1877). Hij begon aan dit delikate werk in 1869. Door hem werden de laatste ‘graven van Vlaanderen’, Frans I en Maria-Theresia, Jozef II, Leopold II en Frans II geschilderd. In de laatste nissen treft men de wapens aan van de Vier Leden van Vlaanderen (Gent, Brugge, Ieper en het Brugse Vrije) en van steden en roeden van de kasselrij Kortrijk (Kortrijk, Harelbeke, Tielt, Deinze, Menen en de XIII parochies). In de reeks van graven is een graaf niet verbeeld, namelijk Willem van Normandië. Na de marteldood van graaf Karel de Goede (2 maart 1127) ontstond een troonstrijd tussen verscheidene pretendenten. Willem Clito of van Normandië, achterneef van graaf Robrecht I, werd als graaf van Vlaanderen erkend door de Vlaamse adel, op 23 maart 1127. Een ander pretendent was Diederik van de Elzas, die de zoon was van Diederik II, hertog van Opper-Lotharingen en van Geertrui, de dochter van graaf Robrecht I. Als graaf werd hij in maart 1128 door de grote Vlaamse steden erkend. Graaf Willem sneuvelde op 27 juli 1128 bij het beleg van Aalst. Daarop heeft heel Vlaanderen Diederik als graaf van Vlaanderen erkend. In al de oude kronieken wordt Willem echter als graaf van Vlaanderen beschouwd. Bij het herschilderen van de reeks graven in de Gravenkapel heeft men Willem overgeslagen, waarschijnlijk om in het koor van de kapel, tussen de daar geschilderde portretten van enkele heiligen, plaats te ruimen voor het schilderen van een engel, die in zijn handen een oorkonde houdt, waarin gewag gemaakt wordt van de bekende reliek van het H. Haar van Christus. Vlak ervoor werd in het neo-gotisch altaar een kastje gemaakt, waarin destijds de reliek bewaard werd. Om die engel te kunnen schilderen, werd het portret van Willem van Normandië, die enkel een goed jaar ‘graaf van Vlaanderen’ was, weggelaten. Thans is de reeks graven (en heiligen) kunstig hersteld. Gevat tussen wit-gele stijlen, prijken de leden van de ‘Vlaamse dynastie’ in volle glorie! In de thans helemaal herstelde Lievevrouwekerk is de Gravenkapel een echt groots juweel geworden.
J.D.C. | ||||
Diefstal in de kapittelkerk van Kortrijk in 1572.Af en toe wordt in onze kranten gewag gemaakt van een diefstal in een of andere kerk. Vooral de diefstal in de mooie kerk van O.-L.-Vrouw-Lombeek heeft opschudding veroorzaakt. Daar werden uit het beroemde retabel enkele prachtige beeldjes gestolen. Dit heeft als gevolg gehad, dat menige kerk nu buiten de diensturen gesloten wordt. De meeste kerken hebben de middelen niet om gedurende de dag een bewaker aan te stellen! In de beroerde tijd van de 16de eeuw, toen de ‘nieuwe religie’ opkwam en de beruchte beeldenstorm van 1566 reeds voorbij was, kregen de kerken die aan die storm ontsnapten, niet zelden het bezoek van dieven. Dit gebeurde o.m. in de kapittelkerk van Kortrijk in de nacht van 14-15 april 1572. Zoals bekend, ontsnapte Kortrijk aan de beeldenstorm van 1566, dank zij het sluiten van de stadspoorten. Eerst | ||||
[pagina 384]
| ||||
in 1578, toen de Gentse kalvinisten zich meester gemaakt hadden van de stad, zou op zondag 27 juli de kapittelkerk de ‘beeldenstorm’ beleven. De kapittelakten van de kollegiale maken op 15 april 1572 gewag van een diefstal die de vorige dag in de kerk werd gepleegd. In een bootje hadden de plunderaars de grote vijver, die ten oosten van de kerk en van de stadsmuur lag, overgestoken. Ze slaagden erin de stadsmuur te beklimmen en zo bij de nabije kerk te komen. Ze sloegen de vensters van de Sint-Annakapel stuk en raakten in de kerk. Ze hadden het gemunt op het prachtige hoogaltaar. Uit het archief van de kerk blijkt dat dit altaar versierd was met menig zilveren heiligenbeeld en met zilveren osculatoria of reliekhouders. Al dit prachtig zilverwerk werd gestolen. Op de vergadering van de kapittelheren, gehouden op 15 april, waarin het feit vermeld wordt, besloten de kanunniken dat voortaan al de reliekhouders en de zilveren beelden, die de andere altaren versierden, in een geheime plaats van de sakristie weggeborgen zouden worden en eerst op de hoogdagen op de altaren geplaatst zouden worden. Ook een aantal juwelen en de nieuwe die intussen gemaakt werden, zouden vernield of gestolen worden bij de beeldenstorm van 27 juli 1578. Een inventaris, opgemaakt na de beeldenstorm en die een opsomming geeft van hetgeen door de beeldenstormers werd gestolen of vernield, vermeldt een aantal zilveren voorwerpen. We citeren eruit: ‘Kilten (= kelken) XII al van selver vergult... ende den besten kilt de cuupe was van fyne goude... Ons Vrauwe bilde van selvere vergult. Sent Andries van zelver. Sente Marye Magdalene bilde van zelver. En noch andere sticken selver tot VIII of neghene daer veel scoene reliquien in waeren...’. Uit een andere inventaris blijkt, dat veel zilverwerk te voren werd geborgen in het huis van kanunnik Simon de Lengaigne. In 1578 zou ook dit zilverwerk ingeleverd worden op bevel van de stadsmagistraat en de ‘achthien mannen’, de Gentenaren, die in feite het bewind in handen hadden. Eenmaal de beroerde tijden voorbij, zou het kapittel in de 17de en 18de eeuw de kollegiale kerk weer verrijken met een aantal zilveren kelken en reliekhoudersGa naar voetnoot(1).
J.D.C. | ||||
50 jaar Lyceum O.-L.-Vrouw-van-Vlaanderen.Op 4 mei 1974 vierde het Lyceum O.-L.-Vrouw van Vlaanderen zijn 50-jarig bestaan. Naast de talrijke feestelijkheden, film, sportmanifestaties, balonnetjeswedstrijd, jubileumbal en andere, was er in de konferentiezaal een tentoonstelling over de geschiedenis van het instituut. We bemerkten er een schilderij van Joanna Francisca Amerlinck (1733-1810), stichteres van O.-L.-Vrouw van Bijstand; de stichtingsakte met zegel van Keizerin Maria-Theresia uit 1768; het gedenkboek O.-L.-Vrouw van Bijstand, samengesteld door Z. Maria Hadewijk Van Dorpe (1914-1950); dokumenten over E.H. Honore Maes, direkteur van de Zusters van Bijstand en stichter van het Lyceum O.-L.-Vrouw van Vlaanderen in 1924; herinneringen aan Z. Juliana Windels, | ||||
[pagina 385]
| ||||
eerste direktrice van 1924 tot 1943; foto's van de gebouwen voor en na de oorlogsvernielingen, zusters, leerlingen, toneelopvoeringen, uitstapjes, turnfeesten en het massaspel Vredesoffer in 1938. Een droevige noot werd gevormd door de herinneringen aan de slachtoffers van de bombardementen van 1944. Jos Speybrouck (Kortrijk, 1891-1956), die les gaf in het Lyceum, werd herdacht door ontwerptekeningen van kostuums en andere. In een afzonderlijke zaal werden de trofeeën, behaald tijdens sportkompetities, tentoongesteld. Een rijk geïllustreerde brochure ‘Lyceum O.-L.-Vrouw van Vlaanderen’ geeft de geschiedenis weer. De samenstelling van het boekje in vraagvorm, zoals een catechismus, doet wat archaïsch aan. We lezen in dit werkje, dat het gebouw werd opgetrokken in 1913 naar de plannen van arch. Jan Vanhoenacker, om te dienen als monasterium voor Franse Clarissen. Na de Eerste Wereldoorlog werd het complex door de Staat ingericht als rijkswachtkazerne en in 1923 werd het aangekocht door de Zustergemeenschap van Bijstand met de bedoeling er een tweede school te openen met de nadruk op het middelbaar onderwijs.
E.V.H. | ||||
Tentoonstelling Volksaardewerk in Vlaanderen.De heemkundige kring ‘Die Minstrele’ en enkele medewerkers organizeerden van 8 tot 16 juni 1974 in Zwevezele een tentoonstelling ‘Volksaardewerk in Vlaanderen’. 305 voorwerpen, meestal uit private verzamelingen, waren hier samengebracht: bodemvondsten van ongeglazuurd aardewerk, kruikjes van zandsteengoed uit Raeren en Bouffioulx, een indrukwekkend aantal schotels, tabakspotten, vazen en andere produkten van de Torhoutse pottenbakkers Maes, alsook de kroon van de tentoonstelling: een vuurkorfje met ingegrift opschrift ‘Thourout - 1822’. De aanwezigheid van enkele voorwerpen van Brugse pottenbakkers en de Kortrijkzaan Laigneil boden heel wat mogelijkheden tot vergelijking. De meeste Westvlaamse werkplaatsen waren vertegenwoordigd door een rijke verzameling tegels, waaronder 26 verschillende leeuwtegels en de gemerkte tegel ‘gemaekt door Baert pottebac tot Iseghem den 20 9bre 1780’. Een zeldzaamheid was het album van pottenbakker Maes met ontwerptekeningen van vazen. De tekeningen waren getekend met het monogram ‘E.Vg.’, ‘E.V.’, en ‘J.V.’. Jammer dat de orde van opstelling wat te wensen overliet. Zo stonden de kruikjes van zandsteengoed van Bouffioulx samen met de tabakspotten van Maes en moest men in een andere kijkkast gaan zoeken naar de kruikjes van zandsteengoed uit Raeren. De tegels lagen zowat overal verspreid in plaats van in een afdeling samen te liggen. Dat er voor deze leerrijke tentoonstelling geen moeite gespaard werd, blijkt uit de keurig uitgegeven kataloog, waarin elk voorwerp met naam, herkomst, en datering vermeld wordt. Aan deze kataloog mogen nochtans enkele verbeteringen aangebracht worden:
| ||||
[pagina 386]
| ||||
E. Van Hoonacker. | ||||
Het uitstapje op 9 juni 1974.Zondag 9 juni was de dag van het traditionele Leiegouwuitstapje, dat dit jaar de stad Antwerpen als doel had. Stipt op tijd waren we vertrokken en dank zij de efficiënte E3-autoweg waren we al een kwartier voor het geplande uur op Antwerpse bodem. Vijf Antwerpse instellingen van historisch en kultureel belang stonden op onze agenda: het Museum voor Schone Kunsten, het Stadhuis, de O.-L.-Vrouwekatedraal, het Plantin-Moretusmuseum, het Openluchtmuseum Middelheim. Het Museum voor Schone Kunsten op het Leopold de Waelplein kwam dus het eerst aan de beurt. Gezien onze vlotte reis hadden we nog net de tijd om dit imposante gebouw ook even van de buitenkant te benaderen, te meer daar cafés en restaurants in die buurt op dit ‘vroege’ uur nog potdicht waren. Dan maar gauw de twee gidsen opgezocht die ons door de vele zalen van die grootse tempel zouden leiden. Onze gidsen deden het voortreffelijk en het deed ons genoegen benevens de heerlijke werken van de grootmeesters Rubens, Van Dyck en Jordaens ook nog een bescheiden plaatsje ingeruimd te zien voor onze 16de- en 17de- eeuwse Kortrijkzanen Roeland Savery en Kerstiaen de Keuninck, en dan nog wel met een paar heel fijne werkjes. Naast de vaste verzameling was er ook nog een tijdelijke tentoonstelling van een 19de-eeuwse Antwerpse realistische schilder: François Lamorinière. Een kunst die de laatste jaren stilaan geherwaardeerd raakt en zelfs aanleiding geeft tot een ‘neo’-stijl: het huidige ‘Hyperrealisme’. Ook de hedendaagse tendens van milieuzorg en natuurbescherming schijnt het realisme van de voorbije eeuw weer meer waardering te laten genieten. Na deze leerrijke voormiddag werd vlug een spijshuis opgezocht; toevallig was dit voor ons groepje het restaurant van een Roeselaarse immigrant. Het middagmaal verliep vlot dit jaar; de ervaring van verleden jaar in Scherpenheuvel werkte blijkbaar nog na; ofwel was het zo dat de dames uit ons gezelschap door het aanschouwen van de ‘weelderige vormen’ van Rubens' en Jordaens' vrouwenfiguren enigszins gewaarschuwd waren voor té kopieuze maaltijden. Wist U dat er zoveel punten van overeenkomst zijn tussen Kortrijk en Antwerpen? Rood en wit zijn de stadskleuren van Kortrijk zowel als van Antwerpen. Ook de oude gevels worden in Antwerpen even slecht behandeld als in Kortrijk. De Antwerpenaren hebben hun O.-L.-Vrouwekatedraal met een drietal meesterwerken van Rubens, wij toch ook onze - oudere - O.-L.-Vrouwekerk met de ‘Kruisoprichting’ van | ||||
[pagina 387]
| ||||
Antoon Van Dyck. Beide steden hebben een pracht van een stadhuis, hoewel de specialist voor architektuur, tevens bestuurslid van onze vereniging, beweert dat het Kortrijkse stadhuis toch veruit het gezelligste is! (Waarschijnlijk bedoelt hij dan: bij schuimwijn en sigaren na een huldezitting georganizeerd door de Leiegouw!) En een laatste gelijkenis nog: in de onmiddellijke nabijheid van het stadhuis hebben de Antwerpenaren óók hún Papenstraatje, met - zo van buiten af gezien - nagenoeg analoge ‘monumenten’ en ‘gelegenheden’ als bij ons in Kortrijk. De nogal uitvoerige beschouwingen die onze gids in het stadhuis en de O.-L.-Vrouwekatedraal ten beste gaf, zorgden ervoor dat wij het Plantin-Moretusmuseum op een drafje even vóór sluitingsuur moesten doorlopen. Deze bakermat van de renaissancekultuur in de Nederlanden verdiende wel beter. Welke schatten van onze 16de- en 17de-eeuwse boekdrukkunst liggen hier niet opgestapeld. Een bibliofiel zou hier gerust meerdere weken kunnen doorbrengen tussen de grafische meesterwerken van die befaamde drukkerij. Zo hebben wij alvast voldoende reden om bij een latere gelegenheid dit bezoek aan de beroemde Plantin-woning op de Vrijdagmarkt eens over te doen. In de late middag gingen we dan nog even verpozen in het Openluchtmuseum van Middelheim. Een beetje moe in de benen waren we weliswaar, maar toch nodigden de vele mooie skulpturen van beroemde kunstenaars ons uit, om even in het mooie kader van het park te gaan rondslenteren. Weliswaar hadden enkele leden van de staf en ook een deel van de achterhoede hun hoofdkwartier opgeslagen in de ‘Nachtegaal’, waar zij waarschijnlijk een teoretische diskussie over beeldhouwkunst voerden; maar toch wisten de dappersten onder de Galliërs (lees: Leiegouwers) door te dringen tot de verste uithoeken van de expositieruimte. Op die wandeling valt een overzicht van de laatste honderd jaar beeldhouwkunst te bewonderen: van Constantin Meunier over Rik Wouters tot Giacomo Manzu, en daarbij nog zeer veel andere kunstenaars die aan dé plastische kunst bij uitstek een belangrijke bijdrage geleverd hebben. Opeens vielen de eerste regendruppels uit de betrokken lucht. Wat nu aan te vangen? Vlug peilden onze ogen het eindeloze groene gazon af, op zoek naar een beeld van Ossip Zadkine of van Henry Moore. Misschien boden de uitgeholde vormen van hun skulpturen wel een mogelijkheid om voor de regen te gaan schuilen? Maar niets daarvan. Beeldhouwkunst is nu eenmaal een ludieke en geen utilitaire aktiviteit, zodat we er in de regen ook geen heil van moeten verwachten. Dan maar een prozaïscher oplossing gezocht, die we weldra in de zelfde ‘Nachtegaal’ bij een glas bier of een kop koffie aangeboden kregen. In de goede stemming, die de hele Leiegouwgroep die mooie zondag mocht ervaren, werd dan de terugreis aangevangen en op een behoorlijk tamelijk uur zijn we dan weer in de Groeningestede aangeland. Beste dank aan de voorzitter en organizatoren en tot volgend jaar!
G. Vuylsteke. | ||||
[pagina 388]
| ||||
Kortrijkse 11 juliviering in het teken van
| ||||
[pagina 389]
| ||||
Kortrijks beiaard gerestaureerd.Op 10 juli 1974 werd in Kortrijk de gerestaureerde beiaard voor het eerst opnieuw bespeeld door beiaardier Ghislain Pouseele uit Harelbeke. De beiaard werd gerestaureerd door de pvba klokkengieterij J. Sergeys uit Leuven. De heer Sergeys verstrekte enige bijzonderheden over de aard en de opzet van de restauratie. De bestaande luid- en beiaardklokken werden respektievelijk in 1865 en 1880 gegoten door gieters Josephus en Severinus van Aerschodt uit Leuven. Zij zijn afstammelingen van de vermaarde gieter Vanden Gheyn, die sinds 1506 in Mechelen gevestigd was. De gebroeders Van Aerschodt volgden de algemene opvatting die in de 19de eeuw veld won: het aksentueren van de warme klank van de onderoktaven ten nadele van de andere bijtonen. De klokken van A.L. Josephus zijn meesterwerken, die van Severinus waren minder behoorlijk. De Kortrijkse beiaard is de enige overgebleven Van Aerschodt-beiaard, zodat het restaureren ervan zeker een historische betekenis heeft. De werkzaamheden aan de beiaard werden dus geen totale vernieuwing van al de klokken, met de bedoeling de hedendaagse preciesheid te verkrijgen. Het ging veeleer om het behoud en - dank zij beter gereedschap - het verbeteren van de Van Aerschodtbeiaard. De bestaande klokken werden gezandstraald om de korrosielaag te verwijderen en nadien opnieuw gestemd om een mooi klankbeeld te krijgen. Enkele ontbrekende klokken werden door nieuwe vervangen, die echter volledig werden ‘gekopieerd’ van de vroegere. Er zijn in totaal 49 klokken, van BES chromatisch tot C5 (zelfde dispositie als in Mechelen St.-Rombouds). De klokken werden opgesteld in de vierkante klokkenkamer, ook die die voorheen in de lantaarn van de toren gemonteerd waren. Het totaal gewicht bedraagt 18.700 kg. Het oude mechanisme was niet te herstellen: het klavier en de automatische installatie werden door de firma Clock-o-Matic verwezenlijkt volgens de modernste technieken. Het oude klavier en de oude mechanismen blijven onaangeroerd staan als stille getuigen van een roemrijk verleden. De elektrische bespeling van de beiaard gebeurt op 35 klokken. ![]()
Enkele klokken in de vernieuwde Kortrijkse beiaard.
(Foto Joost Strosse). | ||||
[pagina 390]
| ||||
De beste luisterplaats is het Begijnhof, waar men wars van alle stadsgewoel rustig kan luisteren naar de Kortrijkse beiaard. Zoals dit het geval is met de beiaarden van Brugge en Mechelen, heeft hij een eigen ‘ziel’ en dit is vooral te danken aan de deskundige restauratie, die verhinderde dat de Kortrijkse beiaard een klank zou hebben die weinig verschilt van alle moderne beiaarden.
J.S. | ||||
Herdenkingstentoonstelling Karel Bresous 7-22-sept. 74.Naar aanleiding van de 10de verjaring van het overlijden van Karel Bresous, werd door het Stadsbestuur van Kortrijk een tentoonstelling georganizeerd. We bemerkten er een twintigtal koppen, portretten en torsen van koper, o.a. van Jozef De Coene, Arthur Deleu, Alfons Madou, en Michel Van de Wiele; 57 siervoorwerpen, meestal koperen schalen, vazen en enkele samovars. In de toonkasten lagen de werktuigen van de kunstkopersmid, foto's genomen tijdens plechtigheden, krantenknipsels, brieven gericht aan Bresous, katalogussen van tentoonstellingen, publikaties in tijdschriften, de medaille behaald op de wereldtentoonstelling in Brussel 1958 en het doodsbericht. Een folder, waarin een bondige biografie, drie afbeeldingen en een kataloog, verschafte de nodige uitleg aan de bezoeker. Deze interessante tentoonstelling, verzorgd door Bert Dewilde en Paul Debrabandere, had plaats van 7 tot 22 september in het Kultureel Centrum. Bij de openstelling op 6 september werd het inleidend woord gesproken door Jozef Storme, voorzitter van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond.
E.V.H. | ||||
De Duitse Week in Kortrijk.Van 4 tot 12 oktober 1974 organizeerde de stad Kortrijk in de Leiestraat en Budastraat een Duitse week, in het teken van de verbroedering met de Kortrijkse zusterstad, Bad Godesberg, de residentiestad bij Bonn. Hoezeer we zo een week ook toejuichen, omdat ze inderdaad een middel kan zijn tot toenadering van twee - trouwens zeer verwante - volkeren, toch stellen we ontgoocheld vast, dat deze week ten slotte weer een zuiver kommerciële aangelegenheid geworden is. De autoshow en de verkoop van Duitse produkten lijken de hoofdpunten uit het programma en de ‘Musikkapellen’ en het ‘Bierzelt’ met ‘Blasmusik’ brengen ons het zoveelste vertekende beeld van Duitsland. De tentoonstelling over Bad Godesberg in de Kredietbank kon dit tekort niet goedmaken. Ten overvloede heeft Kortrijk weer eens bewezen dat het een kommerciële stad zonder kultuur is. Waarom werd deze gelegenheid niet aangegrepen, om de bevolking in kontakt te brengen met de Duitse kultuur? Er waren zoveel mogelijkheden: een koncert, een Duitse toneelopvoering, een voordracht, een kunsttentoonstelling, kontakten tussen kulturele verenigingen. We hopen dat deze schreeuwende tekorten bij een heruitgave aangevuld zullen worden. We kunnen intussen meedelen, dat de Leiegouw voor 1975 een ontmoeting gepland heeft met de ‘Verein für Heimatpflege und Heimatgeschichte’ uit Bad Godesberg.
F.D. | ||||
[pagina 391]
| ||||
Colloquium over Geschiedenis van de Instellingen.Onder de auspiciën van de Vereniging van Archivarissen en Bibliotekarissen van België, van het Algemeen Rijksarchief en van de Koninklijke Kommissie voor Oude Wetten en Verordeningen van België wordt van 15 tot 18 april 1975 in de Koninklijke Biblioteek en in het Kongrespaleis in Brussel een colloquium georganizeerd, gewijd aan de ‘Bronnen voor de geschiedenis van de instellingen in België’. In het kader van dit colloquium wordt in het Rijksarchief (Brussel) een tentoonstelling gehouden met het tema ‘De besluitvorming vroeger en nu’. Belangstellenden kunnen programma en/of inschrijvingsformulier krijgen bij de sekretaris: dr. H. De Schepper, Ruisbroekstraat 4, 1000 Brussel. | ||||
Nieuwe publikatie.Als deel I in de reeks ‘Itineraria’, een verzameling onbekende en onuitgegeven reisverhalen van Vlamingen uit de 17de en 18de eeuw, verschijnt binnenkort ‘De Wonderbaere en ongeluckelijke reijse naer Romen’ (1791) van Frans-Maarten du Mulié, geboren in Kortrijk in 1716 en in Gent overleden in 1796. Het is het reisverhaal van een ongeschoeid karmeliet, die door het revolutionaire Frankrijk en Italië naar Rome trekt en via Duitsland naar Gent terugkeert. Het manuskript werd naar het oorspronkelijke handschrift uitgegeven en ingeleid door Chr. De Backer. Het boek verschijnt in maart 1975 bij Uitgeverij De Backer in Gent. Er kan op het boek worden ingetekend door 460 fr. te gireren op prk. 000-0961208-35 van Uitgeverij De Backer. Het boek (80 geïll. blzn.) zal na verschijnen 550 fr. kosten.
F.D. | ||||
In Memoriam dr. jur. J.M. Gorissen.Op 9 november 1973 overleed in Oostende ons trouwe lid, Jan-Mattheus Gorissen. Hoewel geen Westvlaming (hij was geboren in Dendermonde op 13 april 1914), toonde hij veel interesse voor onze streek. Hij was doctor juris, maar was gedurende een zekere tijd leraar. Niet enkel was hij een overtuigde Vlaamsgezinde, die trouw bleef aan de ‘Blauwvoet-traditie’, maar Vlaanderens verleden boeide hem, in het bijzonder de geschiedenis van het oude graafschap Vlaanderen. Eerst enkele jaren na het ontstaan van onze vereniging ontdekte hij ‘De Leiegouw’. Gedurende jaren zocht hij in het bezit te komen van de eerste jaargangen van ons tijdschrift. Enkele tijd geleden schreef hij me, dat hij zijn kollektie helemaal had kunnen vervolledigen. Het was met echte vreugde dat hij dit meedeelde. Op zijn doodprentje leest men een gedicht van Cyriel Verschaeve. Hij ruste in vrede!
J.D.C. | ||||
[pagina 392]
| ||||
In Memoriam Antoon Ballegeer.Bij een bezoek in een kliniek aan zijn ziek zoontje, werd ons trouwe lid Antoon Ballegeer door een dodelijk hartinfarkt op 2 december 1973 plotseling getroffen. Hij was een echte geboren Kortrijkzaan. Hij hield van zijn vaderstad en van zijn geliefd Vlaanderen. Trouw aan zijn christelijk geloof en aan zijn Vlaamse volk, zou hij zwaar beproefd worden. Bitterheid kende hij, de zachtmoedige mens, niet. De laatste jaren was hij bijna altijd aanwezig op onze vergaderingen. Ook menig reisje van onze vereniging heeft hij meegemaakt. Met grote interesse luisterde hij naar de uitleg die door een gids of een van onze leden werd gegeven. Een grote steun vond hij in zijn geliefde echtgenote, die steeds de reisjes meemaakte en met hem genoot van al het schone dat te zien viel. We kunnen niet nalaten een stuk te publiceren van het mooie gedicht, dat op zijn doodprentje stond: Wij bidden voor allen die leven moeten
met een lege plaats aan hun zijde,
voor hen die treuren
om een gemis dat niet te noemen is.
Aan zijn dierbare echtgenote en zijn zes kinderen biedt ‘De Leiegouw’ zijn oprechte deelneming aan in de zware beproeving!
J.D.C. | ||||
In Memoriam Z.E.H. Joseph Ackerman.Op 17 juni 1974 ontsliep na een lange ziekte, heldhaftig gedragen, ons lid, de op 12 maart 1904 in Ruiselede geboren, pastoor van Sint-Elooi, Joseph Ackerman. Zodra hij in Kortrijk kwam wonen, nam hij een abonnement op ons tijdschrift. Slechts enkele malen mochten we hem op onze vergaderingen begroeten. Met echte belangstelling las hij de uitgaven van onze vereniging. Hij hoopte de 100ste verjaring van de stichting van zijn parochie te kunnen beleven. De Heer geeft het hem niet gegund. Hij ruste in vrede!
J.D.C. | ||||
In Memoriam Louis Denys.Een trouw deelnemer aan onze uitstapjes was de heer Louis Denys. Hij hield van reizen. Op reis in de bergen van Zwitserland, deed hij een zware kou op, die maar niet genezen wilde. Hij stierf in Sint-Niklaas op 19 juni 1974. Hij behoorde tot de welbekende familie Denys van Roeselare, waar hij geboren werd op 1 februari 1897. Louis Denys was een verzamelaar van oudheden, o.m. van oude boeken. Wonend in Sint-Niklaas stelde hij belang in zijn geliefd West-Vlaanderen. Zo werd hij abonnee op ons tijdschrift. Zoals hij me eens meedeelde, liet hij alle werk liggen, telkens als ons tijdschrift hem door de post bezorgd werd, om het met grote belangstelling te lezen. Ongedeerd had hij de oorlog 1914-1918 aan de IJzer meegemaakt. Hij ruste thans in vrede bij de Heer!
J.D.C. | ||||
[pagina 393]
| ||||
In Memoriam dr. Jozef Weyns.Op 15 juli 1974 overleed dr. Jozef Weyns op amper 61-jarige leeftijd. Hij was voorzitter van het landelijk Verbond voor Heemkunde. Hij is echter tot ver buiten onze grenzen bekend als de conservator van het openluchtmuseum in Bokrijk, waarvan hij in twintig jaar tijd een indrukwekkend monument van de oude volks- en woonkultuur gemaakt heeft. Naast het enorme werk dat hij hiervoor jaar in jaar uit verzet heeft, vond hij nog de tijd om talrijke studies te publiceren, waarvoor hij zelf de illustraties tekende en met zijn kalligrafische hand de onderschriften maakte. In het ‘Album Jan De Cuyper’ (De Leiegouw VIII (1966), 399-402) schreef hij o.m. een korte studie over ‘Merkwaardige wandtechniek aan een schuur te Bruneberg’. De bibliografie van de vijftigjarige Weyns verscheen in 1964 in Sint-Martens-Latem en een aanvulling voor de periode 1963-72 verscheen in het ‘Vriendenboek dr. Jozef Weyns’ (blz. 80-108). In dit vriendenboek was de Leiegouw trouwens vertegenwoordigd door een bijdrage van ondergetekende (blz. 7-10). We hadden het geluk dr. Weyns een maand voor zijn dood nog te ontmoeten. Ten koste van haast bovenmenselijke inspanningen was dr. Weyns op 16 juni uit het verre Limburg naar Brugge afgezakt, om er de huldiging van Hervé Stalpaert bij te wonen en - al getekend door de dood - als voorzitter van het Verbond zijn vriend aan tafel toe te spreken. Hij drukte er zijn vreugde over uit, dat Stalpaert zijn groot werk ‘Volkskunde van Brugge’ zo tijdig verschenen was, en tevens zijn hoop dat zijn eigen levenswerk ‘Volkshuisraad in Vlaanderen’ spoedig het licht zou zien. Dit laatste heeft niet mogen wezen, wat onze droefheid bij het ontijdige heengaan van deze ongemeen rijke figuur nog bitterder heeft gemaakt.
F.D. | ||||
Promotie.Op 30 oktober 1974 promoveerde ons medelid, Stefaan Top, tot doctor in de wijsbegeerte en letteren, afdeling Germaanse filologie (Nederlandse literatuur en volkskunde) op het proefschrift ‘De historische Bakelandt en zijn bende in het volkslied en de literatuur. Bijdrage tot de bronnenstudie van de Bakelandt-volkssage’. De promotie had plaats in de promotiezaal van de Leuvense Universiteit en de jury was samengesteld uit Prof. dr. K.C. Peeters, de promotor, en de professoren L. Röhrich (Freiburg i.Br.), J. Aerts (literatuur), G. Van Dievoet (recht) en J.A. Van Houtte (geschiedenis). Deze jury kende hem de doctorsgraad met de grootste onderscheiding toe. Op 15 november behaalde dr. S. Top in de provinciale wedstrijd voor geschiedenis een premie met een studie van de historische Bakelandt. Ook hiermee feliciteert de Leiegouw deze veelbelovende volkskundige van harte.
F.D. |
|