worden; vóór den oorlog slechts voor een tiende. Ook zal men moeten toegeven, dat de Vlaamsche kapitaalvorming de eerste, moeilijkste jaren glansrijk doorstaan heeft en nog groote uitbreidingsmogelijkheden tegemoet gaat. En toch - wat men zou willen weten, maar hierover zwijgt Dr. Bährens, is de macht van dat nieuwe Vlaamsche kapitaal (hij schat de gezamenlijke ‘Wirkungsbereich’ der drie financieele groepeeringen op 2.000.000.000 franken) in vergelijking met het oude Belgische, en vooral (want het is ten slotte bekend genoeg dat dit nog maar een fractie is), men zou nader aangeduid willen zien, of de ontwikkeling inderdaad kan doorgaan tot heel het economisch leven van Vlaanderen onder haar invloed gebracht is, en zoo niet (hoogst onwaarschijnlijk, m.i.), waar dan de grenzen liggen, wat weerstanden er te voorzien zijn.
Er is in dit verband één allerbelangrijkste kwestie, waar Dr. Bährens zich wel wat te gemakkelijk afmaakt. Ik bedoel die van de nieuw ontdekte kolenmijnen in Belgisch Limburg. Die rijke mijnen in een door en door Vlaamsche streek, welke totnogtoe tot de dorste en armste van België behoord had, in ontginning genomen op een oogenblik, dat de mijnen waaraan het Walenland zijn lange heerschappij in het Belgische economische leven gedankt heeft, uitgeput gaan raken, - aan Dr. Bährens verschaffen zij eenvoudig een punt op zijn lijst van factoren, en het voornaamste, die de verlegging van het economisch zwaartepunt van Wallonië naar Vlaanderen en daarmee de triomf der Vlaamsche ontvoogding voorbereiden. En dat ofschoon hijzelf een staatje geeft, waaruit blijkt, dat van de acht tot dusver uitgegeven concessies zeven - samen ruim 30.000 H.A. - in handen van Waalsche of zelfs Fransche combinaties geraakt zijn, en maar één - 3.000 H.A. - in Vlaamsche handen, en die laatste wordt nog niet geëxploiteerd. De staat heeft reserves gehouden van 20.000 H.A., maar is het zoo zeker dat bij de politieke strijd, die daarover te verwachten is, de Vlaamsche stelling, dat de Vlaming baas moet blijven in zijn eigen deel van het land, zal zegevieren? En ondertusschen vormen de Waalsch-Fransche maatschappijen in het hart van die nieuwe industriestreek Belgisch Limburg haarden van stelselmatige verfransching!
Het optimisme van Dr. Bährens lijkt soms wat onkritisch. Maar het heldere en goed gedocumenteerde overzicht dat hij geeft, verdient toch van ieder die het belang van de transformatie die Vlaanderen doormaakt erkent, de warmste dank. p.g.