Leiding. Jaargang 1(1930)– [tijdschrift] Leiding– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 314] [p. 314] Gedichten ‘Somewhere in Java’ Zie aan mijn venster hangt violet de bloem Der nacht, de honingmaan in 't hart; daar zong Een zware hommel middenin gezoem: Ergens in 't donker sloeg een hand de gong. Dan droppelt over alle loovers regen; Een zachte wijs is nachtwaarts uitgeloopen. Een zoete bloemsmaak wolkt de lippen tegen: Jasmijn en rozen bersten geurend open. Herdenk dien dag Herdenk dien dag, proef weer de honinggeuren, Droom weer van 't dunne zilver van een wolk: Een stem verschool zich in het gouden koren, Een hand brak aren af en at het graan. Herinner u den roep om weer te keeren, Dien gij begeerig als geluk begreep. Want vroegen later niet uw vochtige oogen Nog eens om hulp, die niemand heeft verstaan? Herinner u; als korrels uit uw handen, Hebt gij gegeten, even rins en week, Het jonge graan der onvolwassen droomen, Waarin uw stem zooals een vogel school. Herdenk dien dag, herdenk uit duizend dagen Eén dag, één uur, één huivrend oogenblik. Wellicht, wellicht is 't uit de zee der jaren, Zooals een golf bij uwen voet verspoeld. Maar eens misschien gaat in herinnerings schemer Het als één ster vóór alle de anderen aan. Als gij zijt heengegaan en lang daarna Toen zonk zij needrig bij mijn voeten neer; Haar haarwrong geurde van één enkle roos: ‘Geef mij de wijsheid uwer lippen, heer, Al mijn verlangens bleven machteloos, [pagina 315] [p. 315] En al mijn woorden duizendmaal herkoren, Zoet als de honingsmaak, zacht als fluweel, Of scherp als netelkruid en schampre doren, Zij baatten niet, niets viel mijn hart ten deel.’ Ik boog mij over tot haar schoon gelaat En sprak: ‘Vrouw, in de nestwrong uwer haren Bergt gij de bloem, die u haar geur afstaat. Welriekend blijft mijn huis die rook bewaren Als gij zijt heengegaan en làng daarna....’ Toen rees zij op en zei: ‘Heer, ik versta....’ Een zwerver, heer! Hoe menigmaal heb ik mijn lamp ontstoken En wachtend aan mijn open deur vertoefd. - Te vele sterren Gods zijn doorgebroken Dan dat een zwerver dit klein licht behoeft. Maar wolken rijzen en de kimmen duistren: Schenk olie bij, hoe gulzig is de vlam. - Een dienaar nadert, 'k hoor de woorden fluistren: ‘Een zwerver, heer, die om een schuilplaats kwam.’ (Terug in 1919) Voor P.N. van Eyck. ‘Te ver van huis heeft u wellicht verrast De nacht; zoo ja, wees mijn begeerde gast.’ - Hij fluisterde: ‘Zoo huivringwekkend ver Van huis als gindsche wankelende ster....’ J.J. DE STOPPELAAR. Vorige Volgende