natuurlijk interessant dat het nog steeds geldt. Tellegen kan bovendien vaststellen dat gebrek aan leesplezier en gebrek aan uithoudingsvermogen de belangrijkste factoren zijn die het lezen belemmeren. Met andere woorden: kinderen die lezen leuk vinden, lezen meer dan anderen; kinderen die lezen vermoeiend vinden, lezen weinig. U wist het al, maar nu is het ook heus aangetoond! (Helaas is niet duidelijk wat oorzaak is en wat gevolg.)
Tellegen meent bovendien dat ze heeft aangetoond dat kinderen vooral lezen om hun emoties de baas te blijven en hun stemming te regelen. Eerlijk gezegd vind ik de bewijzen niet overtuigend: daarvoor zijn de vragen die ze kinderen voorlegde, te vaag en te eenzijdig. Wel wordt duidelijk dat kinderen vaak gaan lezen als ze in een vervelende stemming zijn en dat lezen daartegen helpt. Dat lijkt me opnieuw weinig verrassend. Maar het toont alleen aan dat een slecht humeur een belangrijke aanleiding is om te lezen. De reden om te lezen kan best iets anders zijn. 77% van de kinderen zegt dat ze tot rust komen door te lezen, 47% noemt lezen als een manier om boosheid of verdriet te vergeten. Maar 78% leest ook wel eens een boek om zijn blik te verruimen en 52% zegt uit boeken te leren hoe andere mensen zijn en hoe je met anderen kunt omgaan. Waarschijnlijk hebben kinderen nog veel meer redenen om te lezen, maar daar vraagt Tellegen niet naar. Toch blijkt de functie van lezen complexer te zijn dan het zoeken van afleiding als je in een slechte bui bent. Het laatste lijkt mij een secundaire reden om te lezen, een aanleiding. Tellegen kan daar wel anders over denken, maar een bewijs levert ze niet. Zoals gezegd veronderstelt Tellegen dat kinderen niet alleen lezen om tot rust te komen, maar ook om spanning en opwinding te beleven die de werkelijkheid niet biedt. Dat lijkt me heel plausibel. Helaas heeft ze haar vragen op dit punt niet erg handig geformuleerd. De overgrote meerderheid leest graag boeken waarin ‘veel gebeurt’, boeken die ‘spannend zijn’. Dat de meeste kinderen een voorkeur hebben voor verhalen met veel actie en weinig beschrijvingen of filosofische gedachtenspinsels, wisten we natuurlijk al. Verhalen waarin veel gebeurt, zijn nu eenmaal afwisselender dan beschrijvingen en vragen dus minder doorzettingsvermogen. Maar een spannend verhaal hoeft helemaal niet opwindend te zijn: ‘spannend’ is een synoniem van
onderhoudend, een verhaal waarin weinig gebeurt is saai.
Ook over de voorkeur voor bepaalde genres heeft Tellegen niet veel te melden. Zij adviseert: ‘men moet de jongen die een lbo- of mavo-school bezoekt, evenals de jongen die slecht leest, zeker geen fantastische vertellingen onthouden. Naar dergelijke verhalen gaat hun voorkeur nog het meest uit. Wij laten overigens in het midden welke verhalen deze jongens op het oog hebben: dat weten we niet zeker.’ (blz. 117) Dat komt ervan als ‘boeken over dingen die niet echt kunnen gebeuren’ in dezelfde rubriek vallen als ‘boeken over kinderen die niet echt bestaan’ (dus alle verzonnen verhalen). Enige voorkennis over genres in de jeugdliteratuur is toch wel gewenst als je kinderen daarover wilt enquêteren.
In haar inleiding laat Tellegen zich nogal laatdunkend- uit over onderzoekers die op grond van de voorkeur voor bepaalde genres speculatieve uitspraken doen over de achterliggende reden. En inderdaad, als kinderen graag historische verhalen lezen, kun je ze beter vragen of ze belangstelling hebben voor geschiedenis of gewoon een spannend verhaal zoeken, daar heeft zij gelijk in. Maar gezien het resultaat van haar eigen onderzoek zou een iets bescheidener opstelling haar niet misstaan.
* Saskia Tellegen en Ineke Catsburg. Waarom zou je lezen? - Groningen: Wolters-Noordhoff, 1987. - ISBN 90-01-85680-2. ƒ 42,50.