Leesgoed. Jaargang 14
(1987)– [tijdschrift] Leesgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |||||||||||||
Lezen en allochtone leerlingen
| |||||||||||||
Onderwijs in eigen taal en cultuurVoordat de Wet op het basisonderwijs van kracht werd (1985) was het mogelijk vijf uur onderwijs in eigen taal en cultuur (OETC) binnen de reguliere schooltijd te geven. In deze Wet werd vastgelegd dat van de tijd besteed aan onderwijs in eigen taal en cultuur ten hoogste twee en een half uur per week deel uit mag maken van de reguliere lestijd. De overige twee en een half uur moet voortaan buiten schooltijd worden verzorgd. Deze wetswijziging bleek erop gebaseerd te zijn dat een maximum van 100 uur OETC binnen schooltijd ‘achterstanden’ voorkomt. In 1986 werd op ongeveer 70 middelbare scholen onderwijs gegeven in het Turks of het Marokkaans. De eerste drie jaar twee uur per week als extra vak, daarna als keuzevak i.p.v. een andere taal. De tijd die van overheidswege beschikbaar wordt gesteld aan het onderwijs in de eigen taal en cultuur, is, menen velen, zeer minimaal. De Nederlandse overheid hanteert (volgens hen) ten onrechte de veronderstelling dat alleen nederlandstalig onderwijs bijdraagt aan de onderwijskundige vorming van deze groep. Onderwijs in een minderheidstaal betekent minder tijd voor het leren van de meerderheidstaal, dus minder kansen op goede schoolprestaties. Deze redenatie wordt bestreden door degenen die meer onderwijs in de etnische groepstalen bepleiten. Er worden nogal wat argumenten hiervoor opgevoerd. Appel (1986) noemt de volgende argumenten:
Volgens deze argumentatie is het gewenst het onderwijsaandeel in de eigen taal en cultuur uit te breiden in plaats van in te krimpen. De positie van etnische groepstalen in (met name) het voortgezet onderwijs laat veel te wensen overGa naar eindnoot3.. De status die dit onderwijs in de toekomst in de basisvorming zal hebben is ook nog zeer onduidelijk. | |||||||||||||
Instroom allochtone leerlingenOp korte en middellange termijn zullen omvangrijke groepen allochtone leerlingen het voortgezet onderwijs binnenstromen. Ter illustratie enkele cijfers: in de schooljaar 1983/1984 bedroeg het totale aantal allochtone leerlingen in het voortgezet onderwijs 38.687Ga naar eindnoot4.. Het aantal Turkse leerlingen in het basisonderwijs in de jaren 1987-1992 wordt geraamd op 28.000, het gemiddeld aantal Marokkaanse leerlingen op 33.000, de overige allochtone leerlingen zal gemiddeld zo'n 25.000 bedragenGa naar eindnoot5.. De problemen die immigrantenkinderen ondervinden zijn omvangrijk: volgens een ITS-onderzoek nam slechts 60 % van de Turkse en Marokkaanse leerlingen deel aan de CITO-eindtoets (de rest had een te laag beheersingsniveau van het Nederlands). Allochtone leerlingen, met name uit het Middellandse zeegebied (maar ook leerlingen van Surinaamse, Molukse en Antiliaanse afkomst) zijn sterk ondervertegenwoordigd in het HAVO en VWO en sterk oververtegenwoordigd in het LBO. Omdat allochtone leerlingen zich over het algemeen goed kunnen redden in het Nederlands (tenminste wat betreft de allerdaagse, veelvoorkomende situaties) wordt - veelal ten onrechte - verondersteld, dat deze leerlingen in alle opzichten wat hun kennis van de Nederlandse taal betreft, vergelijkbaar zijn met hun Nederlandse klasgenoten. Ook als ze in Nederland geboren zijn, blijft Nederlands voor het grootste deel van de leerlingen de tweede taal. Een groot deel van de moeilijkheden waar deze leerlingen tijdens hun schoolloopbaan mee te maken krijgen, is terug te voeren op het feit dat hier te weinig rekening mee gehouden wordt. Er is nog maar weinig onderzoek verricht naar het gebruik en beheersing van het Nederlands door deze jongeren, hoewel in de praktijk is gebleken dat deze jongeren moeite hebben met het begrijpen van de Nederlandse taal in de specifieke schoolsituatie (vaktaal)Ga naar eindnoot6.. | |||||||||||||
Jeugdbibliotheekwerk voor allochtone jeugdigenAls gesproken wordt over lezen van allochtone leerlingen kan het gaan om de volgende drie aspecten: lezen in de eigen etnische groepstaal, lezen in de tweede taal en lezen in het kader van het zgn. interculturele onderwijs. Deze drie gebieden kennen hun eigen problemen en vereisen anderssoortige materialen. In dit artikel ligt de nadruk op het lezen in de eigen etnische groepstaal. Eerst | |||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||
schets ik kort de ontwikkelingen van het bibliotheekbeleid aangaande de dienstverlening ten bate van deze groep. Vervolgens doe ik verslag van een (bescheiden) onderzoek naar de leeswensen van Turkse en Marokkaanse leerlingen alsmede naar de materiaalbehoefte van hun OETC docenten. Tot slot formuleer ik enkele stellingen, naar aanleiding van een globale inventarisatie van wat er in diverse publikaties uit de bibliotheekwereld over de materiaalbehoefte van deze groep naar voren wordt gebracht. Wellicht zijn die in de discussie rondom de invulling van de dienstverlening door bibliotheken ten aanzien van materialen in etnische groepstalen in de toekomst van belang. | |||||||||||||
BibliotheekbeleidDe bibliotheek heeft veel energie gestoken in het bevorderen en ondersteunen van de informatievoorziening voor immigranten in het algemeen. Geen gemakkelijke taak: er moest immers veel gedaan worden aan de deskundigheidsbevordering van bibliothecarissen, aan de inventarisatie van materiaalbehoeften, en aan de selectie cq. ontwikkeling van geschikte materialen. De bibliotheek is voor deze groeperingen (nog altijd) een culturele instelling met een (zeer) hoge drempel. Er werd (en wordt) gewerkt aan een zo structureel mogelijke dienstverlening. Men gaf hierbij prioriteit aan Turkse en Marokkaanse immigranten en hun kinderen (de twee grootste groepen immigranten). Bibliotheken maakten na de komst van immigrantenkinderen een begin met de opbouw van een collectie. Vaak echter zonder daaraan de ontwikkeling van een goed beleidsplan vooraf te laten gaanGa naar eindnoot7.. Dit had tot gevolg dat niet was na te gaan in hoeverre de dienstverlening voldeed aan de wensen van de gebruikers zelf en aansloot bij de behoeften die bij de docenten in eigen taal en cultuur leefdenGa naar eindnoot8.. Het ging bij de collectieopbouw om twee soorten materialen: materiaal in de eigen etnische groepstaal en Nederlandstalig materiaal. | |||||||||||||
OnderzoekOnderzoek naar de materiaalbehoefte bleef schaars en beperkte zich veelal tot enkele op betrekkelijk kleine schaal afgenomen enquêtesGa naar eindnoot9.. Ik geef een korte samenvatting van de bevindingen van een onderzoek dat in 1984, in opdracht van de Openbare Bibliotheek Tilburg, gehouden is naar de leesbehoeften van Turkse en Marokkaanse OETC leerlingen en de materiaalbehoeften van hun docentenGa naar eindnoot10.. Het onderzoek had de vorm van een enquête, afgenomen onder 25 Marokkaanse en 38 Turkse leerlingen en vier van hun docenten. Het doel van het onderzoek was tweeledig:
In de publikaties over jeugdbibliotheekwerk wordt vaak de vraag gesteld hoelang en op welke schaal behoefte bestaat aan (lees)materiaal in de eigen etnische groepstaal. Vooral bij de onderzochte groep Marokkaanse leerlingen bleek dat een groot deel van diegenen die voornamelijk of alleen Nederlandstalig materiaal plachtten te lezen, óf een duidelijke voorkeur voor het Arabisch hadden of geen uitgesproken voorkeur hadden. Bij de Turkse leerlingen die aan dit onderzoek meewerkten was de voorkeur voor een bepaalde taal veel minder uitgesproken. Verder kwam naar voren dat duidelijk rekening gehouden moet worden met het feit dat het leesniveau in de eigen etnische groepstaal lang niet altijd parallel loopt met de leeftijd (en dus het belevingsniveau) van de leerlingen. Verwezen kan worden naar het onderzoek van Suleiman (Wat willen Marokkaanse kinderen lezen?, 1984) waaruit bleek dat van de 270 onderzochte leerlingen 91 leerlingen Arabische boeken op A niveau lazen. Een derde deel van de lezers op A niveau was 12 tot 16 jaar. De leeftijdsopbouw in de diverse OETC klassen die meewerkten aan het Tilburgse onderzoek lieten een vergelijkbaar beeld zien. Uit het onderzoek bleek dat zowel de Marokkaanse als de Turkse kinderen belangstelling hadden voor meer (lees)materiaal in hun eigen taal. Toppers op het Marokkaanse verlanglijstje waren: verhalende boeken (waarbij veel oudere kinderen de opmerking maakten de taal vaak moeilijk maar de inhoud ‘kinderachtig’ te vinden), informatieve boeken, bijvoorbeeld over geschiedenis, godsdienst, Marokko (vergelijk Suleiman) en kleurenstrips. Bij de Turkse kinderen bestond een behoefte aan sprookjes, gedichten, strips, verhalende boeken, informatieve boeken en geluidscassetes. Naar aanleiding van de gesprekken die met de OETC docenten werden gevoerd bleek dat samenwerking en overleg tussen hen en bibliotheekfunctionarissen een absolute vereiste is om tot een meer functionele collectie te komen. Een ander argument hiervoor is dat een niet onaanzienlijk deel van de leerlingen ten tijde van de enquête reeds als ex-lid van de bibliotheek kon worden beschouwd. | |||||||||||||
Pover leesmateriaalHet lesmateriaal dat op de OETC school gebruikt werd betrokken de docenten uit het land van herkomst. De collectie leesmateriaal (nodig voor de oefening van de leesvaardigheid thuis en op school) was zeer pover. Er bleek bij de docenten een grote behoefte te bestaan aan informatieve boeken over onderwerpen die in de lessen aan de orde kwamen. Met name de Turkse docenten wezen op de noodzaak van tweetalig leesmateriaal. De OETC docenten ontbrak het aan tijd om naast de gebruikelijke lesonderdelen (taal, geschiedenis, aardrijkskunde en godsdienst) leespromotionele activiteiten te ondernemen. De Openbare Bibliotheek Tilburg is daarna met een project van start gegaan waarin de dienstverlening naar met name de Turkse immigranten toe verder werd uitgebouwd. De collectie werd uitgebreid en leespromotionele activiteiten ondernomenGa naar eindnoot11.. Nauw overleg en samenwerking op lokaal niveau lijkt essentieel. Een bijkomend probleem is immers dat iedere gemeente, vaak zelfs iedere individuele school een eigen invulling geeft aan het onderwijs in eigen taal en cultuur. De grote hiaten in de materiaalvoorziening die er zijn voor het OETC lijken, vanwege de weinig gestructureerde vorm van het onderwijs, noch op korte termijn noch op een grootschalige manier op te lossen. De status van het onderwijs in ethnische groepstalen in de toekomstige basisvorming is, zoals reeds is opgemerkt, zeer onduidelijk. Vaststaat dat bibliotheken vooral in de toekomst een belangrijke rol te vervullen hebben in de materiaalvoorziening. Samenwerking tussen bibliotheek en onderwijs is essentieel. Tevens wordt het over het algemeen door de bibliotheken wenselijk geacht hun rol ten aanzien van het onderwijs beter te profileren. | |||||||||||||
Tot slotEen inventarisatie van recente publikaties op het gebied van collectievorming ten bate van allochtone jeugdigen leverden de volgende stellingnames op die wellicht een introductie kunnen vormen op de discussie in de themagroep lezen en allochtone leerlingen tijdens het symposium ‘Lezen in de basisvorming’:
| |||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||
|
|