Goed gelezen
Uit de C-kast
Door Max Verbeek
Boeken voor lezers van 12-16 jaar
Slechts twee boeken dit keer, maar wel hele dikke. Voor veel van de lezers die ik ken (leerlingen van klas 1 en 2 atheneum) kan een boek niet dik genoeg zijn, want ‘daar doe je zo lekker lang over.’ De vraag blijft desondanks of het met minder bladzijden niet beter was geweest. Het eerste is van onze dikke-boeken-schrijfster-bij-uitstek, Thea Beckman, Het helse paradijs (Lemniscaat, ƒ 29,50 / 490 Bfr), 318 bladzijden met een hele kleine drukletter. Het is het vervolg op Kinderen van Moeder Aarde (besproken in En nu over jeugdliteratuur 1985/5) maar ‘je kunt het ook apart lezen’, vertelde de schrijfster desgevraagd op de Amsterdamse Uitmarkt. Kinderen van Moeder Aarde speelt zich 600 jaar na de derde wereldoorlog af op Groenland, Thule geheten, waar een volk van overlevers in een feministisch-socialistische heilstaat leeft, zonder geweld, agressie en milieubederf, dankzij het feit dat de vrouwen het daar voor het zeggen hebben. De slechterikken in het verhaal hebben niets van de geschiedenis geleerd. Deze Badeners hebben in midden-Europa een soort Groot Germaans Rijk gevormd. Ze vervuilen met hun fabrieken weer vrolijk het milieu en met hun wapenindustrie zijn ze weer hard op weg naar een vierde wereldoorlog. Zij worden ‘dan ook’ door mannen geregeerd. Die doen een vergeefse poging Thule te veroveren. Mijn bezwaar tegen Kinderen van Moeder Aarde was destijds niet dat het te lang was; ik vond het een redelijk onderhoudend verhaal. Ik stoorde me aan de simpele idealisering van de vrouw. Ook het kantelen van de aarde waardoor Groenland in de subtropen kwam te liggen, vond ik een nogal onwaarschijnlijke, hoewel niet onaardige vondst.
Een lang, maar zeker niet saai verhaal, dat af leek. Ik was daarom benieuwd of Het helse paradijs veel nieuws te bieden zou hebben. Dat viel tegen. Veel herhaling. Uiteraard in het begin, waar de voorgeschiedenis uitvoerig door een van de verhaalfiguren wordt samengevat. Weer vertrekt een expeditie van Badeners naar Thule, nu een vloot van vijf schepen met 1000 mariniers. Weer gaat het om de strijd tussen de slimme, vredelievende, milieuvriendelijke Thuleense vrouwen en de domme, agressieve, barbaarse Badense mannen, geregeerd en verpersoonlijkt door respectievelijk de waardige, fraaie Konega en de gluiperige, onooglijke Egon, die duidelijk Hitlertrekjes vertoont. Weer verliezen de Badeners, met name dankzij het optreden van hetzelfde superslimme Thuleense meisje. Weer lezen we ellenlange lofuitingen op het Thuleense aardse paradijs, op de wijsheid van de Thuleense vrouwen en haar onvoorwaardelijke geloof in Moeder Aarde, de godin van de hele natuur, wier evenwicht niet verstoord mag worden. Nieuw is dat de Thulenen door het agressieve gedrag van de Badeners gedwongen worden tot gewelddadige middelen om hen uit te schakelen. Nieuw is ook de hoofdpersoon, Kilian, een jonge Badense taalgeleerde, die meeging als tolk. Hij bemiddelt tussen beide partijen. Dankzij hem ziet de lezer de Thulenen door Badense ogen (die niet zoveel verschillen van die van huidige imperialistische macho's, lijkt de schrijfster te willen leggen). Kilian dient, naast identificatie-middel voor de lezer, als overbrenger van de ideeën van beide partijen. Dat gebeurt meestal in de vorm van gesprekken en daar gaan erg veel bladzijden mee heen. Langzaam maar zeker begint Kilian de Thuleense mentaliteit en manier van leven te snappen, hij krijgt er begrip en zelfs sympathie voor en hij beseft tenslotte dat de Badeners niet in Thule thuishoren, tenzij ze zich volledig aanpassen. Kilian is voor deze rol geschikt, omdat hij geen kille militair, geen gevoelloze
mannetjesputter is, maar iemand die zijn gevoelens durft te tonen (hij huilt herhaaldelijk), die geen wapens wil dragen, die respect heeft voor mensenlevens en de natuur, kortom, al een halve Thulener. Dit boek had een strenge redacteur met een meedogenloos rood potlood moeten hebben voordat het werd uitgegeven; het behoeft nu geduldige en goedgelovige lezers, die heel lang op spannende momenten kunnen wachten en die in dit feministische sprookje willen geloven. Mij duurde het verhaal veel te lang en ik heb me weer gestoord aan de veelvuldige, nadrukkelijke verheerlijkingen van de vrouw en van Moeder Aarde. Daar komt nog bij dat ik zelden fraaie, prikkelende, diepzinnige of humoristische zinnen ben tegengekomen. Des te meer saaie zinnen die geen enkel beroep deden op de intelligentie van de lezer. Ook vielen sommige woorden volledig uit de toon. Roept een ruige matroos ‘Tjesses’?. Heeft een harde marinier het over ‘naarlingen’ als hij zijn vijanden bedoelt?
Over naar de tweede dikke pil. De vuurman van Anton Quintana (Van Goor, ƒ 25,00 / 500 Bfr, 295 bladzijden). Een lang maar verrukkelijk verhaal. Limburg in de 18de eeuw, de hoofdpersoon Michiel is overdag vuurman in de mijn en 's nachts aanvoerder van de bokkerijders, een gezelschap van avonturiers, schurken en idealisten, die uit eigenbelang en soms ook als maatschappelijk protest de rijken bestelen. Het verhaaltje doet er minder toe, belangrijker vind ik de stijl en de manier waarop de personen gepresenteerd worden. Het taalgebruik is lenig; afwisselend lees je poëtische vondsten, snedige wijsheden, flitsende dialogen en scherpe waarnemingen van menselijke zwakheden. Lenig vind ik ook de compositie: een verteller die zich af en toe tussen lezer en verhaal opstelt en commentaar levert, dat werkt humoristisch, verhoogt de spanning en verschaft soms meer inzicht. Het is een historische roman zonder geschiedenislesjes, de couleur local et temporal is functioneel verweven in het verhaal en terloops vermeld. De verhaalfiguren blijven geen pionnen, maar worden levende wezens, met eigenaardige trekjes, zonder truttige preutsheden, maar met alle menselijke zwakheden en verlangens, ook sexuele. Kortom, nogal anders dan we in bijvoorbeeld de historische romans van Thea Beckman gewend zijn.
Een vondst van klassieke allure is met name Dujardin, de goochelaar/vedelaar/virtuoos op het mes, de stok en het clavecimbel, de dichter/zanger, die op rijm ter plekke de gebeurtenissen becommentariëert. Op hem vooral heeft de schrijver zich uitgeleefd. Bij deze flamboyante bon-vivant-met-tragische-trekken vergeleken, blijft de eigenlijke hoofdpersoon, de vuurman, een kleurloze, linkse figuur. De lezer wordt vergast op kostelijke scènes, zoals die waarin het huis van de schout wordt leeggeroofd, terwijl die zijn gasten onderhoudt met een cultureel avondje. Of de meeslepende scène, de final shoot down tussen de vuurman en Dujardin enerzijds en een troep soldaten. Een rasecht avonturenverhaal met als ernstige ondertoon de vergeefse opstand van de laagste klasse tegen zijn uitbuiters, de adel, de geestelijkheid en de rijke burgers. De vuurman kwam zo'n jaar of vijf na De bavianenkoning; ik hoop dat het volgende boek van Anton Quintana iets sneller komt en even dik is, want ‘daar doe je zo lekker lang over’.