Goed gelezen
Uit de B-kast
Door Joke Linders-Nouwens
Boeken voor lezers van 8-12 jaar
De griffels, penselen, vlaggen en wimpels voor 1986 zijn weer bekend gemaakt.
Sommigen zijn teleurgesteld, boos, verontwaardigd, anderen heel tevreden. Intussen is de produktie voor 1987 alweer goed op gang. En zo te zien zitten er meer juweeltjes tussen dan in 1986.
Prachtig van thematiek, uitvoering, fantasie, inspiratie, taal en tekeningen vind ik Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden van Joke van Leeuwen (Querido, ƒ 19,50, Bfr 398).
Het wordt een beetje saai als je steeds dezelfde auteurs bejubelt, maar ik heb er mijn argumenten voor. Bobbel is een meisje dat net als haar ouders buiten de geordende maatschappij staat. Ze wonen met z'n drieën in een bakfiets. Dat is niet ruim natuurlijk maar het voordeel is wel dat er veel frisse lucht is en dat ze altijd een ander uitzicht hebben. Toch zou Bobbel ook best wel eens een mooie jurk of een leuke spijkerbroek willen hebben, net als andere kinderen, of in een gewoon huis willen wonen, en rijk willen worden om zo haar ouders te helpen. Juist dat wensvervullende karakter van Bobbel is zeer herkenbaar, ook als je niet in een bakfiets woont.
De werkelijkheid blijkt echter lastiger dan Bobbel gedroomd heeft (en ook dat klopt), want in het huis van haar oom en tante gelden andere regels en een andere taal. ‘Ga onmiddellijk hangen’ is bij Bobbel thuis een uitdrukking voor in je hangmat kruipen, maar oom en tante en ook de meester op school begrijpen die taal niet. En samen plassen in de struiken, ritselen, is er in de geordende maatschappij ook niet bij.
Het mooie van de boeken van Joke van Leeuwen is dat ze doen denken aan verborgen dromen van grote en kleine mensen. Uit dit boek zou af te leiden zijn dat het hebben van een eigen identiteit niet eenvoudig is, maar wellicht toch te verkiezen boven een aangepast, uitgesleten bestaan. Als dit een boodschap is, dan is die zo fantasierijk dat je nooit een moralistisch smaakje proeft.
De tekeningen zijn dit keer minder talrijk, maar niet minder nadrukkelijk of functioneel. Ze vullen aan, voegen toe, leggen uit en bieden verrassing op verrassing. Elders schreef ik al dat dit boekje cadeau gegeven dient te worden aan alle kinderen van Nederland die hebben leren lezen en over zichzelf en de maatschappij beginnen na te denken. En zo denk ik er nog steeds over.
En dan maar meteen die andere topper in de Nederlandse jeugdliteratuur, Guus Kuijer met Tin Toeval en de kunst van het verdwalen (Querido, ƒ 19,90, Bfr 398).
Een boekje voor zesplussers die net hebben leren lezen of een voorleesboek voor kleuters. Guus Kuijer heeft zich zeer goed ingeleefd in de logica van vijfjarigen die avontuur en uitdaging zoeken. Elkaar overtroeven met ‘ik kan wat jij niet kan’. Dat zoiets uit de hand kan lopen in de ogen van volwassenen blijkt als Tin een ‘lekkere verdwaling’ op touw zet en de drie vriendjes van het ene toeval in het andere rollen. Stiekum per ongeluk met een verhuiswagen meerijden, broodjes krijgen bij een bakker, op de rug van een olifant zitten, een blinde oma ontmoeten die je goed begrijpt, voor de televisie optreden en met de trein in de verkeerde richting rijden etc.
Een hele hoop spannende avonturen, veel moderne mondigheid voor wat kinderen betreft en veel onmondigheid van agenten, cameramensen, treinpersoneel, en zelfs de ouders van het drietal reageren tamelijk onnozel zestigerjarenachtig.
Maar desalniettemin heeft dit boek weer helemaal de juiste toon, dicht bij waar kinderen van dromen. Het is goed geschreven, de dialogen ‘bekken’ en de tekeningen van Jan Jutte passen daarbij: enigszins overdreven, karikaturaal, uitdagend. Een combinatie van Quentin Blake en de tekeningen van Puk en Muk zo'n dertig jaar geleden.
Een grote verrassing vond ik ook Verhalen van de zwarte kraai, een verzameling van 15 griezelsprookjes in een bewerking van Pauline Mol (Van Goor, ƒ 20, -, Bfr 390). De VPRO zond ze in het seizoen '85/'86 uit. Allerlei vormen van angst zijn in deze sprookjes terug te vinden. Angst voor het donker, voor de bruidegom, voor de dood of voor stiefmoeders. In sprookjesvorm komen die gesublimeerd aan de orde. Je hoeft die angsten helemaal niet te herkennen terwijl je toch van de verhaallijn kan genieten. Pauline Mol zorgde voor een uitstekende, stilistische bewerking van een aantal bekende en onbekende verhalen (achter in het boek staat een volledige bronvermelding) en voor een uitgewogen selectie. Annemarie van Haeringen illustreerde ze met een verrassende zwier, al vond ik sommige gezichtjes wat leeg van uitdrukking.
Heel anders wat betreft inhoud, opzet en genre is In de schaduw van de rijzende zon (Riviere en Voorhoeve, ƒ 19,90, Bfr 398) van de debuterende Job Joustra.
Zoals de omslag al duidelijk aangeeft een verhaal over het leven in de Japanse kampen in Indonesië. De vorm van dat verhaal is gezocht. Ene Gertjan vindt op de zolder van opa geheimzinnige papieren en gaat vervolgens alle familieleden af om te horen hoe het toen geweest is. Die vorm geeft het verhaal een hinkstapgevoel. Een brokje informatie erbij en hup naar de volgende overlevende, wat sentimentele opmerkingen en dan weer in het verleden gedoken. Ondertussen blijft Gertjan maar braaf noteren. Een jongen waarvan je een bordpapieren smaak in je mond krijgt en emoties die niet overtuigen.
De inlichtingen over het leven in die kampen, de armoede, de ziekte, het gebrek aan voedsel en vrijheid komen aardig over. De stijl van schrijven verraadt enige onervarenheid: ‘Als jij nu even de hond uitlaat, dan maak ik intussen het ontbijt klaar.’ ‘Warempel’, ‘Kom, kom!’ ‘Opa is iemand die niet gauw iets weggooit’.
Ik herlas ook De kinderen van de grote fjeld van Laura Fitinghoff (Ploegsma, ƒ 22,95, Bfr 459), een boek dat ordentelijk in elkaar steekt, rijk is aan emoties en avontuur en heel veel duidelijk maakt over het leven in Zweden zo'n tachtig jaar geleden. Mevrouw Basenau, de moeder van An Rutgers van der Loeff, vertaalde het in 1930 en nu verscheen een bewerking van haar hand in een serie herdrukken van Ploegsma. Van wanneer die bewerking dateert, staat helaas niet vermeld. De dramatische tocht van de zeven kinderen door koude eenzame bossen en velden, hun tegenslagen en ontmoetingen met mensen hebben een wat sentimenteel en gedateerd karakter, maar als je je daar eenmaal aan hebt overgegeven, krijg je ook waar voor je geld. Want alles keert zich uiteindelijk ten goede, alle kinderen krijgen een plekje en hun ‘edele’ karakters hebben een weldadig effect op de mensen in hun omgeving. Niet helemaal meer van deze tijd, maar misschien juist daarom wel aantrekkelijk.
Nu ik het over herdrukken heb ook wat opmerkingen over het nieuw Poehkookboek (Van Goor, ƒ 20, -, Bfr 390) met de originele tekeningen van Shepard en lekkere smulhapjes van Poeh voor ‘als het tijd is voor een hapje van het een of ander’. Er zijn nogal wat verschillen met de originele versie, die bij mij van ellende uit elkaar valt. Deze herdruk is degelijk