Goeiemorgen en, dat tijd een begrip is dat vele kanten heeft - zowel hiér als dáar - zien we in Het Poppenfeest van Annemie en Margriet Heymans. Zo kun je met het noemen van titels die in dit kader passen nog lang door gaan. Sommige lezers kennen er vast nog veel meer, maar misschien is dit meer iets voor een ‘Woudschoten-quizz’ voor bibliothecarissen?
Een van de recente Dick Bruna-boekjes heeft als titel (net als dat van Rie Cramer) lente zomer herfst winter (De Harmonie, ƒ 6,50; in België Contact) en weer is Bruna er in geslaagd zich wat te vernieuwen en toch tot een prima produkt te komen. Op een wit fond (!) heeft hij bij elk seizoen de daarbij passende items weer heel geraffineerd gestalte gegeven. Lente: komt met een boom vol lichte bloesem, kuikens, schaapjes. Zomer: met de boom vol blad, gieteren en een beremeisje (is zij een nieuw figuurtje?) in het opblaasbad. Herfst: de boom verliest haar blad, harken van blaadjes, paddestoelen en regen op een paraplu. En winter brengt sneeuw op de boom en een sneeuwbeer. Een boekje met alleen de woorden van de seizoenen, dat uiterst harmonieus aandoet en door de kernachtige keuze en de perfecte beelden het jaar heel duidelijk in vieren knipt.
Door voor de lentebeelden veel geel te gebruiken en voor de zomer het felle, warme rood en voor de herfst het diepe groen, weet Bruna in deze geslaagde ‘simpele’ tekeningen - waarbij de ijsbeer, die ontstond uit één zwarte lijn op het witte papier, verrast - ook via zijn kleurgebruik seizoen-associaties op te roepen. De uitvinder van de internationale kinderbeeldtaal wordt grafisch nog steeds groter.
Ook Marjolein Bastin, die met haar losse plakplaatjes en illustraties in o.m. Libelle bij kinderen zo'n succes heeft, schetst in haar boekje Vera de muis: Vera in de tuin (Terra, ƒ 7,50; Denis, Bfr 150) het veranderen van de natuur in de verschillende jaargetijden. Zij doet dat heel lief, en laat het romantisch geklede muisje Vera op de rechterpagina in het boekje allerlei tuinactiviteitjes verrichten, zoals speenkruid plukken, vriendjes rondrijden in een kruiwagen, sterrekers zaaien, een eitje van de zanglijster in het nest terugbrengen, mieren bekijken enz. Op de linkerbladzijde staat een kort tekstje in grote letters dat door wat ervaren lezers van groep 3 en 4 gelezen kan worden. Bastin (was zij niet grotendeels autodidact?) tekent integer en met een grote overgave en liefde voor de natuur die ze rond het muisje weeft in zachte kleuren. Haar aquarellen hebben een mooie beweging en de tekening aan de rechterkant wordt verbonden door een kleine herhaling van het gegeven op de tekstpagina links. Haar werk doet in zijn gedetailleerdheid en door de historiserende sfeer maar ook door de natuurverwerking daarin, haast Engels aan. Tekstueel is het geen opwindende uitgave, maar het is er wel een (voor kleine romantici) waarin de liefde voor het buitengebeuren en het verloop van de seizoenen goed voelbaar zijn.
In de meeste prentenboeken over de seizoenen en de tuin duiken de huidige problemen betreffende ons leefmilieu niét op, nergens is sprake van zwaar bespoten fruit, foute grondwaterstanden, overbemesting, zure regen of gif in de grond maar we zien slechts ouderwetse, haast paradijselijke overdaad van bloem en vrucht.
Voor wie even wil wegdromen van de huidige harde natuur- (en agricultuur-) realiteit samen met kinderen, kan terecht in Kleine Koen in de tuin van Elsa Beskow (Christofoor, ƒ 21,50; Denis, Bfr 150). Hierin is sprake van een - voorgoed - verdwenen wereld (wat betreft ons land); een rijke moes- en fruittuin waarin het jongetje Koen met het kind September (zoon van Zomer en Herfst) al ballend kennis maakt met allerlei personificaties van vruchten en bloemen uit die tuin (Vrouw Kool, meneer Peer). Beskow was beslist een niet onverdienstelijk tekenares aan wie de Jugendstil niet helemaal ongemerkt voorbij is gegaan (bloemrandversieringen). In haar aquarellen verwerkt zij de natuur vooral decoratief en symbolisch.
Door de weinig opwindende tekst - wat langdradig - is deze uitgave, waarin ze beslist niet op haar best is geweest als tekenares, vooral een nostaligsch kijkbooek voor tuinliefhebbers vanaf zo'n jaar of vijf. De tuin in het verleden, dus.
In Een zaadje in de wind (Gottmer, ƒ 19,90; Bruna, Bfr 398) van Eric Carle is het Herfst. Dan worden tien zaadjes over land en zee verspreid door de stormwind. De winter volgt. En in de lente hebben drie zaadjes zon, zee, en sneeuw en dierlijke belagers overleefd, en gaan ontkiemen. En van die drie plantjes wordt het kleinste een reusachtige (zonne-)bloem, waarvan de zaadjes in de op de zomer volgende, herfst... Ook in dit prentenboek dus seizoenen gekoppeld aan het leven van een plant: een aardig en duidelijk verhaal waarvan het cyclisch gebeuren in de natuur voor kleuters heel helder uit de verf komt.
Niet elke pagina van dit boek is geslaagd. Soms lijkt het alsof Carle even de weg van een wat Cobra-achtige collage lijkt in te gaan, om vervolgens een paar bladzijden verder weer wat realistischer (mensen) te worden. Stilistisch onevenwichtig, dus. Niettemin een bruikbaar boek waarvan gelukkig ook een aantal bladzijden (met de vogel, met de muis en met de voet) uitstekend zijn te noemen.
‘Er was eens een luie beer.
't Liefst zat hij in het zonnetje te suffen en als hij honger had at hij wat hij vinden kon.
Appels, bessen en noten uit het bos.
Hij was tevreden met het leven en maakte zich geen zorgen voor de toekomst'. Zo begint de dierenfabel De Beer en het Varkentje van Max Velthuijs (Leopold, ƒ 18,50; Bruna, Bfr 370).
Vervolgens passeert een nijver varkentje dat geen tijd heeft om zo te genieten van de zomer als de beer, omdat het heel ernstig met de wintervoorraad bezig is. Op haar vraag, wanneer de beer met het sparen voor de winter begint, antwoordt deze zorgeloos: ‘morgen’. Dat herhaalt zich nog een aantal maanden en dan volgt toch echt op zomer en herfst de winter met sneeuw en kou en honger voor Beer. Als de nood hoog is, voor een beer zonder berevoorraad, blijkt het varkentje een goede vriendin. In ruil voor wat klussen mag beer profiteren van háár wintervoorraad. Maar in de eerste lente-zon blijkt het serieuze varkentje toch iets van de zorgeloze beer te hebben geleerd: genieten van de dag, en eveneens zorgen voor de dag van morgen. Maar dan wel samen! De oorsprong van dit verhaal is natuurlijk de fabel van de Krekel en de Mier van La Fontaine, maar Velthuijs maakte er een zeer oorspronkelijke versie van. Warm, vriendelijk en wensvervullend en in illustratief opzicht vooral beeldschoon.
Zoals we van de Klein-Mannetje-boeken al een aantal jaren gewend zijn vormen ook hier de aquarellen een ongelooflijk sterke eenheid.
In geen enkele van de doortimmerde schilderijtjes is ook maar een dissonant aanwezig: geen lijn te veel of te weinig. De fel schilderende illustrator Velthuijs lijkt definitief verdwenen en daarvoor in de plaats kwam de zelfbewuste en beheerste aquarellist, die zich van een steeds genuanceerder kleurpalet bedient. Het bij hem al haast verplichte kader om de meeste van de illustraties, blijft door